4/10: poëzie les 2 - beeldspraak

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands en laptop
Laptops blijven nog dicht
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands en laptop
Laptops blijven nog dicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Opmerking so 
Beeldspraak en stijlfiguren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat beeldspraak is;
  • Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie is;
  • Je weet wat stijlfiguren zijn;
  • Je kent de meestvoorkomende stijlfiguren. 
  • Je kunt een gedicht parafraseren.

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Er wordt niet letterlijk gezegd wat er wordt bedoeld. 
  • Er wordt een beeld gebruikt voor iets wat letterlijk wordt bedoeld (object).
  • Voorbeeld: 'Ik heb honger als een paard.'

Slide 4 - Tekstslide

1. Vergelijking
  1. Vergelijking met 'als' of ander (vergelijkend) woord 
    Hij is een beer van een vent.

  2. Vergelijking zonder 'als' of ander (vergelijkend) woord
    Je kamer, die zwijnenstal, moet worden opgeruimd!

  • Beeld én object staan in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

2. Metafoor
  • Het object wordt vervangen door het beeld
      Wat een zwijnenstal is het hier!
  • Spreekwoorden en gezegden zijn vaak metaforen
      Als er een schaap over de dam is, volgen er meer.


Slide 6 - Tekstslide

3. Personificatie
  • Levenloze of abstracte dingen
     krijgen menselijke eigenschappen
  • Bijv.: De wind huilt om het huis. 
  • Bijv.: Mijn kamer smeekt om een opruimbeurt. 

Slide 7 - Tekstslide

'Hij is zo trots als een pauw'

Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 8 - Quizvraag

'In het zonlicht dansten talloze stofjes.'

Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Stijlfiguren
  • Vormen van taalgebruik die de aandacht vestigen op bepaalde aspecten van de inhoud van een tekst
  • Stap 1: stijlfiguur herkennen
  • Stap 2: achterhalen waar aandacht op gevestigd wordt

Slide 10 - Tekstslide

Veelvoorkomende stijlfiguren
  • Enumeratie of opsomming
  • Bijv.: 'Zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.'
  • Repetitio of herhaling: een woord/ woordgroep wordt meerdere keren herhaald
  • Bijv.: 'Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.'
  • Anafoor: meerdere zinnen achter elkaar beginnen met dezelfde woorden
  • Bijv.: 'Niemand die het ziet. Niemand die het hoort.'

Slide 11 - Tekstslide

Veelvoorkomende stijlfiguren
  • Antithese of tegenstelling: twee tegengestelde begrippen worden naast elkaar geplaatst
  • Bijv.: 'Ik blijf je trouw in goede en slechte dagen.'
  • Paradox: een tegenstelling met een schijnbare tegenstrijdigheid
  • Bijv.: 'Het grote constante in het leven is verandering.'

Slide 12 - Tekstslide

Parafraseren
  • In grote lijnen en in eigen woorden uitleggen waar het gedicht over gaat
  • Onduidelijkheden > gebruik je analyse voor antwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen
  • Opdracht 3 bij beeldspraak
  • Opdracht 4 of 5 bij stijlfiguren + herhaling
  • Opdracht 7 herhalingsopdracht
  • Blz. 209
  • Niet klaar = huiswerk
  • We bespreken het de volgende les!

Slide 14 - Tekstslide

Vooruitblik
Huiswerk: opdracht 3, 4 of 5 en 7
Laatste les: opdrachten bespreken, herhalen en oefenen

Toetsstof toetsweek:
  • Proza: NN 6.1 en reader (zie reader voor literaire begrippen > staan in NN of aanvullende theorie)
  • Poëzie: NN 6.2 (behalve 6.2.4)

Slide 15 - Tekstslide