In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ma 18 sept Fictie blok 1
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.
Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.
Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen.
Wat is beeldspraak?
Slide 2 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Let op! het kan zijn dat een schrijver een andere volgorde aanhoudt en bijvoorbeeld begint met het slot.
Slide 3 - Tekstslide
Personages
Opbouwschema van verhalen
Meer of minder realistisch
Leeservaring
Genre
Slide 4 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering
Slide 5 - Tekstslide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Waarom gebruik je beeldspraak?
Slide 6 - Tekstslide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Slide 7 - Tekstslide
Beeldspraak
Stijlfiguur
Metafoor
Personificatie
Hyperbool
Pleonasme
Slide 8 - Sleepvraag
Beeldspraak
Vergelijking
Haar ogen stralen als de lentezon.
Als een puppy huppelt de bal bij mij vandaan.
Er ligt een hart hier op straat.
Ze verdronk in emoties.
Slide 9 - Sleepvraag
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 10 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is
Slide 11 - Sleepvraag
Letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
Ik heb vlinders in mijn buik.
Ik heb vlinder op mijn hand.
Het paard slaat op hol.
Mijn hart slaat op hol.
Slide 12 - Sleepvraag
Vergelijking / metafoor
Vergelijking
Metafoor
De dichter vergelijkt iets uit de werkelijkheid met een beeld
De dichter noemt alleen het beeld voor wat hij bedoelt
Die glimlach van je
alsof een parkiet over je gezicht klimt
Wat blijkt als je te lang kijkt naar wat achter je ligt,
is dat het boek dicht en het licht uit is
Slide 13 - Tekstslide
Metafoor
Slide 14 - Tekstslide
Metafoor
Bij een metafoor vervang je het object (de werkelijkheid) door een beeld. Let op: ook spreekwoorden zijn vaak metaforen!
Ruim die zwijnenstal eens op!
De appel valt niet ver van de boom.
Slide 15 - Tekstslide
Beeldspraak: vergelijking en metafoor
- Als vorm van beeldspraak kennen we nu dus de vergelijking en de metafoor
- Van de metafoor is er nog een andere variant dan je tot nu geleerd hebt
Slide 16 - Tekstslide
Metafoor
Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
Bijvoorbeeld: Niemand wil vrienden zijn met zo'n heks.
Slide 17 - Tekstslide
Metafoor en personificatie
Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat echt is) ontbreekt in een zin.
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen.
Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet voorwerp of iets abstracts.