de was verzorgen Woordenschat hoofdstuk 5

Je bent de was aan het sorteren. Op welke stapel leg je het rode t-shirt?
A
de witte was
B
de kookwas
C
de gekleurde was (bonte was)
D
de voorwas
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Je bent de was aan het sorteren. Op welke stapel leg je het rode t-shirt?
A
de witte was
B
de kookwas
C
de gekleurde was (bonte was)
D
de voorwas

Slide 1 - Quizvraag

Wat moet je doen voor je deze spijkerbroek in de wasmachine kunt stoppen?
Noem 2 dingen
A
1.de broek opvouwen 2.de rits dicht doen
B
1.de rits dicht doen 2.de knoop dicht doen
C
1.de zakken leegmaken 2. de broek nat maken
D
1. de broek opvouwen 2.de knoop dicht doen

Slide 2 - Quizvraag

Welk voorwerp zie je hier?
A
het droogrek
B
het wasgoed
C
het wasmiddel
D
de wasmand

Slide 3 - Quizvraag

Waar let je op als je de was gaat sorteren?
A
je let op de kleur: donkere kleuren bij elkaar
B
grote kledingstukken bij elkaar leggen
C
kleine kledingstukken bij elkaar leggen
D
sokken bij sokken en broeken bij broeken

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet dit voorwerp?
A
het strijkijzer
B
de wasmachine
C
de strijkplank
D
de droogtrommel

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
je handen wassen
B
je gaat afwassen
C
de voorwas
D
de handwas

Slide 6 - Quizvraag


A
wasverzachter bakje
B
afdruiprekje
C
wasmiddellade
D
droogtrommel

Slide 7 - Quizvraag


A
afwasmiddel
B
waspoeder
C
wasverzachter
D
afwasborstel

Slide 8 - Quizvraag

Op hoeveel graden moet ik dit kledingstuk gaan wassen?
A
op 30 graden wassen
B
dat mag je zelf weten
C
op een hogere temperatuur wassen
D
op meer dan 30 graden wassen

Slide 9 - Quizvraag

Mag je deze broek strijken?
A
nee
B
ja
C
soms
D
dit mag nooit

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
de was op 40 graden met de hand wassen
B
de was wassen als het 40 graden buiten is
C
de was mag je 40 keer wassen
D
de was in de machine wassen op 40 graden

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
niet drogen
B
niet wassen
C
niet strijken
D
niet ophangen

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke letter zie je het waspoeder staan?
A
B
C

Slide 13 - Quizvraag

de hoofdwas
A
het voorwas programma
B
het belangrijkste wasprogramma
C
een handwas
D
een kookwas programma

Slide 14 - Quizvraag


A
droogrek, wasmachine
B
droogrek, wasknijpers
C
droogrek, wasmiddel
D
droogrek, wasmand

Slide 15 - Quizvraag

Op welk plaatje zie je een stapel opgevouwen wasgoed?
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag