H1 unité 4: samenvatting unité 4

H1A
Pepijn
Lucas
Luuk
Nienke R
Farah
Mike
Benyamin
Quint
Youri

Micha
Daiyaan
Evy
Faiza
Thijs
Daniel
Nienke S
Nikki
Quinten
Stan
Kyra

Odenza
Ché
Benjamin
Chloé
Noor
Ali
Noud
Docent
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1A
Pepijn
Lucas
Luuk
Nienke R
Farah
Mike
Benyamin
Quint
Youri

Micha
Daiyaan
Evy
Faiza
Thijs
Daniel
Nienke S
Nikki
Quinten
Stan
Kyra

Odenza
Ché
Benjamin
Chloé
Noor
Ali
Noud
Docent

Slide 1 - Tekstslide

H1E
Danique
Carlijn
Laurens
Cebrian
Sven
Tobias
Danielle
Stefanie
Jayden
Colin
Ola
Elise
Konrad
Fintan
Jase
Isabel
Kaya
Lilly
Joan
Stas
Jessy
Lois
Zoe
Luca
Senna
Yash
Lucas
Rodrigo
Docent

Slide 2 - Tekstslide

H1B
Lester
Riley
Elena
Yasmin
Luca
Finn
Monique
Jasmine
Fleur
Sequoyah
Tiego
Raf
Luuk 
Armaan
Julian
Youp
Jaimy
Nikolai
Dylano
Seana
Bernella
Lyris
Timo
Valentijn
Steef
Jayden
Mick
Rivano
Docent

Slide 3 - Tekstslide

Mercredi le 17 avril  
C

Slide 4 - Tekstslide

UNITÉ 4
JE LEERT:
  • zinnen ontkennend maken (nee, niet)> ne......pas
  • onregelmatig ww: ALLER (gaan)
  • woordjes en zinnen over WONEN
  • je moet zelf kunnen vertellen waar je woont, hoe je woont, met wie je woont, de weg kunnen vragen en wijzen en je kamer beschrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Wat hebben we allemaal al geleerd dit schooljaar?

*Unité 1: werkwoord: être & lidwoord: un, une, des, le, la , l', les
* Unité 2: werkwoord: avoir & bezittelijk voornaamwoord:
 mon, ma, mes, ton, ta, tes, son, sa ses
* Unité 3: regelmatig werkwoord -ER
aimer, détester, adorer, préférer + le/la/l'/les + ZN

Slide 6 - Tekstslide

Focusleren
Apprendre 3 en 5 page 134
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

ontkennning

Slide 8 - Tekstslide

ne/n' ....... pas
Waar staat ne/n'...pas?

ne/n' staat voor de persoonsvorm en pas staat erachter.

Slide 9 - Tekstslide

Ne ... pas

Slide 10 - Tekstslide


Maak ontkennend:
Elle va à l'école
A
Elle n'va pas à l'école
B
Elle ne va pas à l'école
C
Elle ne pas va à l'école

Slide 11 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habite pas à Orléans
B
Simon n' habites pas à Orléans
C
Simon ne habite pas à Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 12 - Quizvraag

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 13 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Adrien a déménagé. 
A
Adrien ne a pas déménagé.
B
Adrien n'a pas déménagé.
C
Adrien a ne déménagé pas.
D
Adrien n'a déménagé pas.

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal:
Tu ne manges rien?
A
Eet je niet?
B
Eet je niets?
C
Eet je nooit?
D
Eet je nog niet?

Slide 15 - Quizvraag

Beantwoord de vraag ontkennend in het Frans.
Tu aimes les sushis ? Non, je.............................

Slide 16 - Open vraag

Beantwoord de vraag ontkennend in het Frans.
Tu habites à Paris ? Non, je.............................

Slide 17 - Open vraag

Beantwoord de vraag ontkennend.
Ta mère est française? Non, .....

Slide 18 - Open vraag

Beantwoord de vraag ontkennend.
C'est facile? Non, ......................

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

aller
Weet je nog hoe je het werkwoord aller moet vervoegen?

Slide 21 - Tekstslide

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord
Aller
Gaan 
Je vais
Ik ga
Tu vas
Jij gaat
Il / elle  va
Hij / zij ga
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont
zij gaan

Slide 22 - Tekstslide

Nous .... (aller)

Slide 23 - Open vraag

elles (aller)

Slide 24 - Open vraag

ils ... (aller)

Slide 25 - Open vraag

Hij (aller)

Slide 26 - Open vraag

Aller (Vous)
timer
0:20

Slide 27 - Open vraag

Het werkwoord 'aller' (gaan)
schrijf het rijtje van 'aller'

Slide 28 - Open vraag

HOE LEER JIJ EIGENLIJK WOORDJES?

Slide 29 - Open vraag

vertaal: Ik houd van Frans.
Dat is mijn favoriete vak.






Ik hou van Frans.
Dat is mijn favoriete vak

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Video

Maak aantekeningen in je schrift

Slide 32 - Tekstslide

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord
voorbeelden

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 33 - Tekstslide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Het gaat om het bezit zelf, en niet de eigenaar.

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 34 - Tekstslide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Vraag: wat valt je op?

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.
un, le,
l'
une, la,
l'
des, les
mnl + vrl
mnl + vrl
mnl + vrl

Slide 36 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (vrl)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 37 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin. (=neef dus mnl)
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 38 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
J'aime ...... (mijn) école (vrl).
A
ma
B
ton
C
sa
D
mon

Slide 39 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 40 - Woordweb