H7.4 De wereld is een dorp!

H7.4 Hoe komt het Rijk rond?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H7.4 Hoe komt het Rijk rond?

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren in H7.4?
  • Wat de rijksbegroting is
  • Welke gevolgen een begrotingstekort heeft
  • Wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt

Slide 2 - Tekstslide

De derde dinsdag van september
= Prinsjesdag
De koning opent het vergaderjaar van de Eerste en Tweede Kamer. Daarbij leest hij de troontrede voor.

Typische aspecten van Prinsjesdag:
  • Vrouwen dragen hoedjes
  • De Gouden Koets
  • Het Gouden koffertje

Slide 3 - Tekstslide

Maar wat speelt er zich af op Prinsjesdag?
De minister van Financiën (Wopke Hoekstra) heeft afgelopen jaar de rijksbegroting en miljoenennota gepresenteerd. 

Rijksbegroting = staat hoeveel geld elk ministerie het komende jaar mag uitgeven en welke inkomsten het Rijk verwacht.
Miljoenennota = een toelichting daarop, waarin de regering uitlegt welke keuzes zij gemaakt heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Begrotingstekort
= Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht.
Omgekeerde is een begrotingsoverschot.

Een begrotingstekort        overheid geld lenen van banken, verzekeraars, pensioenfondsen en burgers        Staatsschuld 
       Die schuld daalt als de overheid aflost       Over de staatsschuld betaalt de overheid ieder jaar rente.

Slide 6 - Tekstslide

De nationale staatsschuld meter
http://www.destaatsschuldmeter.nl/

Slide 7 - Tekstslide

De belangrijkste inkomsten van het Rijk
= belastingen, kunnen we verdelen in 2 groepen:

  1. Kostprijsverhogende belastingen = indirecte belasting = belasting is verwerkt in de prijs van een product. De leverancier draagt deze belasting af aan de belastingdienst (btw & accijns)

  2. Belasting op inkomen, winst en vermogen = directe belasting = belasting die je direct aan de overheid betaalt, zoals inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting*.

      Andere inkomsten van het Rijk zijn sociale premies en de niet-belasting-ontvangsten zoals aardgasbaten, winst uit staatsbedrijven en boetes.
*vennootschapsbelasting = Belasting die bv's en nv's betalen over hun winst.

Slide 8 - Tekstslide

Daadkrachtbeginsel
= bij het heffen van belasting wordt rekening gehouden met de hoogte van je inkomen.


Slide 9 - Tekstslide

Profijtbeginsel
= je betaalt als je ergens gebruik van maakt.

Voorbeeld:
Een auto kost geld, denk aan BPM (belasting van personenauto's en motorrijwielen). De overheid legt dure wegen, viaducten en andere verkeersvoorzieningen aan. Bovendien is autorijden schadelijk voor milieu.

Slide 10 - Tekstslide