Chronologie in geschiedenis met tijdvakken en perioden

Chronologie in geschiedenis met tijdvakken en perioden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chronologie in geschiedenis met tijdvakken en perioden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat tijdvakken en perioden zijn en op welke manier deze gebruikt worden in de geschiedenis.

Slide 2 - Tekstslide

Begin de les door de leerdoelen te bespreken en de studenten te laten weten wat ze zullen leren.
Wat weet je al over chronologie in geschiedenis met tijdvakken en perioden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn tijdvakken?
Tijdvakken zijn grote delen van de geschiedenis die zijn ingedeeld op basis van belangrijke gebeurtenissen en veranderingen in de samenleving.

Slide 4 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van belangrijke gebeurtenissen en veranderingen die hebben geleid tot de indeling van tijdvakken.
De prehistorie
De prehistorie is het tijdvak waarin de mens nog geen schrift had en er nog geen geschreven bronnen zijn. Het begint bij de eerste mens en eindigt bij de uitvinding van het schrift.

Slide 5 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met de prehistorie en waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
De oudheid
De oudheid is het tijdvak waarin de eerste beschavingen ontstaan, zoals de Egyptenaren en de Grieken. Dit tijdvak eindigt met de val van het West-Romeinse Rijk in 476 na Christus.

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met de oudheid en waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
De middeleeuwen
De middeleeuwen zijn het tijdvak tussen de val van het West-Romeinse Rijk in 476 na Christus en de ontdekking van Amerika in 1492. In deze periode ontstaat het feodale stelsel.

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met de middeleeuwen en waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
De vroegmoderne tijd
De vroegmoderne tijd is het tijdvak tussen de ontdekking van Amerika in 1492 en de Franse Revolutie in 1789. In deze periode ontstaat de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting.

Slide 8 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met de vroegmoderne tijd en waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
De moderne tijd
De moderne tijd is het tijdvak vanaf de Franse Revolutie in 1789 tot heden. In deze periode zien we de opkomst van de industriële revolutie, de beide wereldoorlogen en de globalisering.

Slide 9 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met de moderne tijd en waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
Wat zijn perioden?
Perioden zijn kleinere delen van de geschiedenis die zijn ingedeeld op basis van specifieke kenmerken en gebeurtenissen. Deze zijn onderverdeeld in de tijdvakken.

Slide 10 - Tekstslide

Bespreken wat er bedoeld wordt met perioden en waarom deze belangrijk zijn om te begrijpen in relatie tot tijdvakken.
Interactieve oefening
Laat de studenten de juiste tijdvakken koppelen aan de bijbehorende beschrijvingen.

Slide 11 - Tekstslide

Maak gebruik van de interactieve tool Kahoot of Quizlet om de studenten actief te betrekken bij de lesstof.
Kenmerkende aspecten
Elk tijdvak heeft een aantal kenmerkende aspecten. Dit zijn belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen die typerend zijn voor het tijdvak.

Slide 12 - Tekstslide

Bespreken waarom het belangrijk is om de kenmerkende aspecten van elk tijdvak te begrijpen.
Interactieve oefening
Laat de studenten de juiste kenmerkende aspecten koppelen aan de bijbehorende tijdvakken.

Slide 13 - Tekstslide

Maak gebruik van de interactieve tool Kahoot of Quizlet om de studenten actief te betrekken bij de lesstof.
Video
Laat een video zien waarin de verschillende tijdvakken en perioden worden uitgelegd.

Slide 14 - Tekstslide

Zorg dat de video niet te lang is en dat de studenten actief blijven tijdens het kijken. Stel na afloop vragen om te controleren of de studenten de lesstof begrijpen.
Samenvatting
Maak een samenvatting van de belangrijkste punten uit de les.

Slide 15 - Tekstslide

Laat de studenten meeschrijven en controleer of ze de belangrijkste punten hebben begrepen.
Reflectie
Laat de studenten reflecteren op wat ze hebben geleerd en geef ze de mogelijkheid om vragen te stellen.

Slide 16 - Tekstslide

Geef de studenten de ruimte om vragen te stellen en beantwoord deze zorgvuldig.
Toets
Laat de studenten een toets maken om te controleren of ze de lesstof begrijpen.

Slide 17 - Tekstslide

Zorg dat de toets niet te lang is en dat de vragen aansluiten bij de leerdoelen.
Feedback
Geef de studenten feedback op hun toets en bespreek eventuele misverstanden.

Slide 18 - Tekstslide

Zorg dat de feedback constructief is en dat de studenten weten wat ze moeten verbeteren.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.