Hoofdstuk 2 les 3

• Economie
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 3

Vandaag is het Black Friday!

Maar wat is Black Friday nou eigenlijk?

Wie wacht tot vandaag om iets te kopen/bestellen omdat het dan goedkoper is?

1. Ja, ik.
2. Nee, echt niet.
3. Wat is er vrijdag dan? Ik snap het niet!

We beginnen makkelijk. Een spijkerbroek kost € 100. Wanneer ben je voordeliger uit?

1. 15% korting
2. Kortingsbon van € 25

De shirts zijn in de aanbieding. Wanneer ben je met drie stuks voordeliger uit?

1. 45% korting per stuk
2. 3 halen 2 betalen

Een fles shampoo kost € 2,20. Bij iedere vijf flessen krijg je de zesde gratis. Wat ben je kwijt als je twaalf flessen wilt hebben?

1. € 11,00
2. € 22,00
3. € 26,40

Je koopt een televisie van € 499 en een digitale camera van € 360. Wanneer ben je voordeliger uit?

1. Een coupon voor 20% korting op het goedkoopste artikel.
2. Op alle artikelen 10% korting.

Je koopt voor je vader/opa een scheerapparaat. De adviesprijs is
€ 69,99. Wanneer ben je voordeliger uit?

1. Aanbieding van € 69,99 voor € 33,89
2. Aanbieding 50% korting.

• Huiswerk
• Introductie hoofdstuk 2 paragraaf 3
• Aan de slag met hoofdstuk 2 paragraaf 3
• Wat hebben we geleerd vandaag?
• Afsluiting
  

Hoofdstuk 2

Wat voor consument ben jij?

2.1 Samen sta je sterker

2.2 Waar heb je recht op?

2.3 Hoe wil je wonen?

2.4 Wat doe jij voor het milieu?

• Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is.
  
• Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag.
• Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt.
• Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is.
• Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Noem een voordeel van een huurwoning ten opzichte van een koopwoning.

Noem een nadeel van een huurwoning ten opzichte van een koopwoning.

Woningmarkt

Totaal van alle woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning. 

Markt voor huurwoningen

Markt voor koopwoningen

Hoe gaat het op dit moment met de woningmarkt. Maak eens een screenshot van een krantenartikel waaruit dit blijkt.

Een huis huren

Huurdersovereenkomst.

Huurtoeslag

Ga de komende 10 minuten aan de slag met opgave 1 t/m 6 van paragraaf 2.3

Klaar? lees de tekst op blz. 48/49 goed door en werk verder.

Een huis kopen

Kosten koper

- Notariskosten

- Overdrachtsbelasting

Geld lenen om een huis te kopen?

Hypothecaire lening

Onderpand

Gemeentelijke belastingen

OZB (alleen koopwoning)

Rioolheffing

Afvalstoffenheffing

Hondenbelasting (alleen als je een hond hebt)

• Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is.
  
• Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag.
• Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt.
• Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is.
• Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Wat is huurtoeslag ?

1. Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
2. Een financiële bijdrage van de bank
3. Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
4. Is een financiële ondersteuning van de overheid

Achter de vraagprijs van een woning staat vaak Kosten Koper (K.K.)
Wie moet dit betalen?

1. de makelaar
2. de huurder
3. degene die het huis verkoopt
4. degene die het huis koopt

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?

1. rioolheffing
2. hondenbelasting
3. afvalstoffenheffing
4. onroerendezaakbelastingen (OZB)

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?

1. rioolheffing
2. hondenbelasting
3. afvalstoffenheffing
4. onroerendezaakbelastingen (OZB)

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?

1. rioolheffing
2. hondenbelasting
3. afvalstoffenheffing
4. onroerendezaakbelastingen (OZB)

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?

1. rioolheffing
2. hondenbelasting
3. afvalstoffenheffing
4. onroerendezaakbelastingen (OZB)

Sleep de juiste begrippen naar de juiste plek. 

Koopwoningen

Sociale sector woningen

vrije sector woningen

huurwoningen

Uit welke 2 soorten kosten bestaan de kosten koper (k.k)?

1. btw en overdrachtsbelasting
2. overdrachtsbelasting van 2% en advocaatkosten
3. advocaatkosten en btw
4. notariskosten, 2% overdrachtsbelasting en btw

Huiswerk voor de volgende les

§2.3 af, ga hier nu mee verder. 

Klaar?

Maken rekenopgave hoofdstuk 2