De Wonderlijke Wereld van Bloemen

De Wonderlijke Wereld van Bloemen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Wonderlijke Wereld van Bloemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je de delen van een bloem noemen, de kenmerken en functies beschrijven, bestuiving uitleggen, de verschillen tussen insectenbloemen en windbloemen noemen, de bevruchting bij zaadplanten beschrijven, de veranderingen in het zaadbeginsel en vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven, uitleggen dat elk ouder de helft van de chromosomen levert en voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.

Slide 2 - Tekstslide

Dit is een overzicht van wat we aan het eind van de les zullen bespreken.
Wat weet jij al over de delen van een bloem?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Delen van een bloem
Bloemen hebben verschillende delen: de kelk, kroon, meeldraden en stamper.

Slide 4 - Tekstslide

Laat afbeeldingen van de delen van een bloem zien en vraag leerlingen om de delen te benoemen.
Kenmerken en functies van de delen van een bloem
De kelk beschermt de bloemknop, de kroon trekt bestuivers aan, de meeldraden produceren stuifmeel en de stamper bevat de eicellen.

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijf de functies van elk deel en vraag leerlingen om voorbeelden te geven.
Bestuiving
Bestuiving is het proces waarbij stuifmeel van de meeldraden naar de stamper wordt overgebracht.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe bestuiving plaatsvindt en vraag leerlingen om voorbeelden te geven van bestuivers.
Insectenbloemen en windbloemen
Insectenbloemen hebben heldere kleuren en geuren om bestuivers aan te trekken, terwijl windbloemen geen kleur hebben en stuifmeel produceren dat door de wind wordt verspreid.

Slide 7 - Tekstslide

Leg de verschillen uit tussen insectenbloemen en windbloemen en vraag leerlingen om voorbeelden te geven.
Bevruchting bij zaadplanten
Bij zaadplanten komt het stuifmeel op de stamper terecht en versmelt het met de eicel, waardoor een zaadje wordt gevormd.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe bevruchting plaatsvindt en toon afbeeldingen van zaadjes.
Veranderingen in het zaadbeginsel en vruchtbeginsel na bevruchting
Na bevruchting groeit het zaadbeginsel uit tot een zaadje en het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht.

Slide 9 - Tekstslide

Toon afbeeldingen van de veranderingen in het zaadbeginsel en vruchtbeginsel.
Chromosomen en geslachtelijke voortplanting
Bij bevruchting levert elk ouder de helft van de chromosomen aan het nieuwe organisme, wat resulteert in variatie. Geslachtelijke voortplanting is het proces waarbij twee ouders nakomelingen krijgen die genetisch verschillend zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Leg het concept van chromosomen en geslachtelijke voortplanting uit en vraag leerlingen om voorbeelden te geven van dieren en planten die zich op deze manier voortplanten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.