QUIZ Waarnemen en observeren

                                                         

                                   Waarnemen   
en observeren

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

                                                         

                                   Waarnemen   
en observeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen doe je 24 uur per dag
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen is:
(2 goede antwoorden)
A
bewust
B
onbewust
C
voor iedereen hetzelfde
D
voor iedereen anders

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is observeren?
A
Bewust waarnemen met als doel informatie verzamelen
B
Doelgericht waarnemen met als doel informatie verzamelen
C
Bewust en doelgericht waarnemen
D
Bewust en doelgericht waarnemen met als doel informatie verzamelen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is "interpreteren"?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zag je op de vorige foto?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren betekent:
A
Opmerken, constateren.
B
Voortdurend waarnemen.
C
kijken en in gesprek gaan
D
Iemand waarschuwen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sensitieve responsiviteit betekent:

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk ander dier dan zeemeeuwen zag je in het fimpje?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stimulus is iets wat.....
A
Niet voorkomt bij observeren.
B
Iets dat gedrag uitlokt.
C
Een reactie op gedrag.
D
Niemand boeit.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Horn- effect betekent:
A
Een negatieve eigenschap beïnvloed je kijk op de hele persoon. Dit overschaduwt de positieve eigenschappen van deze persoon.
B
Veel ervaring met observeren maakt dat je met een beroepsblik gaat kijken.
C
Iemand heeft een erg sympathieke eigenschap waardoor je observatie positiever gekleurd wordt.
D
Een observatie heeft altijd een doel.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag is.....

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 5 factoren die gedrag beïnvloeden:

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kwalitatief observeren?
A
Je kijkt hoe vaak bepaald gedrag voorkomt
B
Je kijkt naar de groepsdynamiek in een groep
C
Je kijkt naar gedrag dat storend is
D
Je kijkt naar gedrag en welke gedragingen elkaar opvolgen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen waarnemen en observeren?
A
Observeren doe je continue, waarnemen niet
B
waarnemen doe je bewust, observeren niet
C
Observeren doe je bewust, waarnemen niet
D
Observeren doe je doelgericht, waarnemen niet

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren is subjectiever dan observeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Observeren doe je omdat...
A
je gedachten over een kind kwijt wilt
B
je een kind niet begrijpt of iets hebt gesignaleerd

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij kwantitatief observeren;
A
Beschrijf je precies wat een kind doet
B
Noteer je hoe vaak iemand bepaald gedrag laat zien.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je gaat observeren, is er altijd sprake van een probleem
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen en observeren is hetzelfde
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'vooroordelen' kan een valkuil zijn bij het observeren
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Subjectief observeren is lastiger dan objectief observeren
A
Onjuist
B
juist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onbewust observeren is de beste manier van observeren
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je weet precies wat je gaat observeren
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: Gestructureerd observeren?
A
Een observatie met een vooraf opgesteld doel
B
Zonder doel het kind observeren

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: Participerend observeren?
A
Van een afstandje het kind observeren
B
Tijdens een activiteit het kind observeren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In vergelijking met signaleren is observeren subjectiever
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de voor en nadelen van beschrijvend observeren?
A
jij bepaalt wat je noteert, compleet beeld
B
moeilijk aandacht verdelen, tijdrovend
C
geen van beide juist
D
beide juist: A en B

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke methodiek gebruik je NIET om te observeren?
A
Observatieschema
B
Codeersysteem
C
Voortgangsrapportage
D
Beoordelingsschema

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 5 van het stappenplan observeren?
A
Orden de gegevens
B
Schrijf de vraagstelling op
C
Rapporteer
D
Voer de observatie uit

Slide 33 - Quizvraag

Stap 1 Aanleiding van observatie​
Stap 2 Schrijf de achtergrondgegevens op​
Stap 3 Schrijf de vraagstelling op​
Stap 4 Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen​
Stap 5 Voer de observatie uit​
Stap 6 Orden de gegevens​
Stap 7 Geef antwoord op de vraagstelling​
Stap 8 Rapporteer​
Bij observeren zijn meningen en gedachten .....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vind je het stappenplan observeren?
A
Op de berichtenmuur
B
Op het prikbord

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies