Verkeer les 9 en 10

Verkeer les 9 en 10

Je fietst richting het verkeerslicht. Voor het licht staat een vrachtauto te wachten.

Waar ga jij staan?

1. Naast de vrachtauto
2. Ver achter de vrachtauto

Esré wordt ingehaald door een groot voertuig.

Wat moet Esré doen?

1. Achter de vrachtauto gaan rijden
2. Beide handen aan het stuur houden
3. Uit de dode hoek van de vrachtauto blijven
4. Voorrang geven aan de auto van rechts

Wie mag er eerst?

1. Bo
2. De fietser
3. Tegelijk

De fietser wil rechtdoor.
Ze scant haar omgeving.
Wat moet ze opmerken
en zich bedenken?

1. Op deze rotonde geldt: rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
2. Van de auto die van de rotonde komt, heb ik geen last.
3. Aan de haaientanden zie ik wie voorrang moet krijgen.

Sven wil links afslaan. De auto wil rechts
afslaan en de voetganger wil oversteken.
Welke verkeersdeelnemers moet
Sven voor laten gaan?

1. Alleen de auto
2. Alleen de voetganger
3. De auto en de voetganger

Cheyenne wil
links afslaan.
Moet ze voorsorteren?

1. Nee, het is hier te druk en onoverzichtelijk.
2. Ja, dat moet altijd als je links afslaat.
3. Ja, dat moet als er geen voorsorteervak of fietsstrook is.

Jaafar wil linksaf.

Op welke plaats moet
hij voorsorteren?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welke verkeersbord is voor een rotonde?

1. Blauw bord met 1 pijl
2. blauw bord met pijltjes in een rondje
3. Rood met wit bord
4. Geel met wit bord

Waar kan Bo het beste oversteken?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat had Nev anders
moeten doen?

1. Bellen met de fietsbel om de bestuurder van de auto te waarschuwen.
2. Stoppen en de auto voorrang geven.
3. Zijn hand uitsteken, omdat hij afslaat.

Succes morgen met de toets!