8.4 Hoe dragen wij ons steentje bij?

H8 Ontwikkelingslanden
Paragraaf 8.4 Hoe dragen wij ons steentje bij?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8 Ontwikkelingslanden
Paragraaf 8.4 Hoe dragen wij ons steentje bij?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan noodhulporganisaties regelen bij een natuurramp in ontwikkelingslanden?
A
Verwijdering van de getroffen bevolking naar andere landen
B
Hulp ter plaatse.
C
Oprichting van nieuwe infrastructuur in de getroffen gebieden
D
Financiële compensatie voor de getroffenen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het doel van structurele hulp in ontwikkelingssamenwerking?
A
Ontwikkelingslanden meer economisch zelfstandig maken.
B
Het verstrekken van tijdelijke financiële steun.
C
Het stimuleren van culturele uitwisseling tussen landen.
D
Het bevorderen van politieke stabiliteit in ontwikkelingslanden.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van het Internationaal Monetair Fonds (IMF)?
A
Het verstrekken van financiële steun aan landen in economische moeilijkheden.
B
Het bevorderen van internationale handel
C
Het promoten van duurzame ontwikkeling
D
Het reguleren van de wereldwijde valutamarkt

Slide 5 - Quizvraag

Wie kan een microkrediet afsluiten?
A
Grote bedrijven
B
Kleine ondernemers
C
Werknemers in loondienst
D
Studenten

Slide 6 - Quizvraag

Waarom willen ontwikkelingslanden een grondstoffenovereenkomst?
A
Om de afzetmarkt van grondstoffen te diversifiëren.
B
Om grote prijsschommelingen tegen te gaan.
C
Om de vraag naar grondstoffen te vergroten.
D
Om de prijs van grondstoffen te laten stijgen.

Slide 7 - Quizvraag

Begrippen paragraaf 8.3
  • Ontwikkelingssamenwerking
  • Microkrediet

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 8.4
  • Je kunt voorbeelden geven van instellingen die ontwikkelingslanden helpen.
  • Je kunt uitleggen hoe hulp aan ontwikkelingslanden in het belang van Nederlandse bedrijven kan zijn.
  • Je kunt uitleggen dat de productie door bedrijven gevolgen kunnen hebben voor ontwikkelingslanden.
  • Je kunt uitleggen hoe je met je koopgedrag de leefomstandigheden in arme landen kunt verbeteren.

Slide 9 - Tekstslide

Armoedebestrijding
Er zijn verschillende organisaties waarin landen samenwerken in de bestrijding van armoede:
  • De Verendigde Naties (VN)
  • De Wereld bank
  • Het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Deelnemende landen stellen geld beschikbaar, hierover is een afspraak dat landen in de VN en EU minimaal 0,7 van hun nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking besteden.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het minimum percentage van het nationaal inkomen dat landen in de VN en EU aan ontwikkelingssamenwerking besteden?
A
0,3%
B
1%
C
0,5%
D
0,7%

Slide 11 - Quizvraag

Hulp en handel
  • Steeds vaker combineert de Nederlandse overheid ontwikkelingssamenwerking met handel.
  • Zo geeft de overheid subsidies aan Nederlandse bedrijven die in ontwikkelingslanden investeren.
  • Het Nederlandse bedrijf bouwt dan een nieuwe fabriek of gaat samenwerken met lokale bedrijven of boeren.
  • De werkgelegenheid in het ontwikkelingsland kan hierdoor toenemen, waardoor de welvaart stijgt.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het potentiële effect van deze investeringen op de werkgelegenheid in ontwikkelingslanden?
A
Stagnatie van economische groei
B
Verlies van banen in de lokale gemeenschap
C
Toename van werkloosheid
D
Toename van werkgelegenheid

Slide 13 - Quizvraag

MVO
  • Veel producties zijn verplaatst naar lagelonenlanden.
  • Bedrijven houden zo hun productiekosten laag.
  • In arme landen zijn vaak geen afspraken over minimumloon, arbeidstijden en arbeidsomstandigheden.
  • Niet alleen de lage loonkosten, maar ook het ontbreken van vakbonden of milieuregels maakt het aantrekkelijk om in zo'n land te produceren.
  • Als bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen, houden ze bij hun productie wel rekening met de arbeidsomstandigheden en het milieu.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is het aantrekkelijk voor bedrijven om in arme landen te produceren?
A
De betere kwaliteit van de grondstoffen.
B
De aanwezigheid van goed opgeleide arbeiders.
C
Het ontbreken van vakbonden of milieuregels.
D
De hoge belastingvoordelen in die landen.

Slide 15 - Quizvraag

Fairtade
  • Als consument kun je bijdragen aan een beter leven voor mensen in ontwikkelingslanden.
  • Je kunt kiezen voor producten waar de boer een eerlijke prijs voor krijgt.
  • Fairtrade is een organisatie die boeren in ontwikkelingslanden een gegarandeerde prijs voor hun producten biedt.
  • De prijs is kostendekkend en daarboven komt een fairtradepremie.
  • Een voorwaarde van Fairtraide is dat kleine boerenbedrijven zich organiseren in coöperatie waarin boeren samenwerken.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is Fairtrade?
A
Een organisatie die producten naar ontwikkelingslanden exporteert.
B
Een organisatie die geen garantie biedt op eerlijke prijzen.
C
Een organisatie die boeren een eerlijke prijs biedt.
D
Een organisatie die alleen grote boerenbedrijven ondersteunt.

Slide 17 - Quizvraag

Je kunt nu
  • Je kunt voorbeelden geven van instellingen die ontwikkelingslanden helpen.
  • Je kunt uitleggen hoe hulp aan ontwikkelingslanden in het belang van Nederlandse bedrijven kan zijn.
  • Je kunt uitleggen dat de productie door bedrijven gevolgen kunnen hebben voor ontwikkelingslanden.
  • Je kunt uitleggen hoe je met je koopgedrag de leefomstandigheden in arme landen kunt verbeteren.

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 8.4
  • Fairtrade

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 8.4: 2, 3, 5, 6, 9 en 10  
Makken Rekenopdrachten: 12 en 13
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 8.4
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 8.4
 

timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide