HVM Les 3 Neuro anatomie, - fysiologie, superpositiefenomeen

Huidverbeterende massage les 3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Huidverbeterende massage les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
Terugblik: prikkelgeleiding
Nieuwe stof: 
  • Neuro anatomie
  • Functionele neuro fysiologie
  • Superpositiefenomeen
Opdracht
Evaluatie


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling
  • Je kunt de verschillende neuroniveaus koppelen aan de ontwikkeling, opbouw, ligging en functie van het brein.
  • Je weet wat het  superpositiefenomeen betekent.

Slide 3 - Tekstslide

De student bedenkt een eigen doelstelling
Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Animale prikkel
Prikkel van buitenaf via receptor (bv huid)
Via sensibele neuron (afferent, achterwortel)
Via ruggenmerg naar hersenen

Terug via ruggenmerg 
Naar motorische neuron (efferent, voorwortel)
Naar bv spier

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonome prikkel
Verloopt zoals een animale prikkel, de prikkel komt echter NIET  tot bewustzijn in de hersenen.
De prikkel verloopt via de hersenstam.
De prikkel is onbewust, je hebt er geen invloed op.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflex prikkel

- verloopt NIET via het centrale zenuwstelsel
- prikkelverloop direct omgeschakeld via het ruggenmerg
- via zogenaamde schakelneuronen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Combineer het begrip met de juiste uitleg
is actief als het lichaam actief is
is actief als het lichaam in rust is
willekeurige zenuwstelsel
onwillekeurige zenuwstelsel
animale zenuwstelsel
vegetatieve zenuwstelsel
sympatische zenuwstelsel
parasympatische zenuwstelsel

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autonoom zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
Bewuste acties
Bloedvaten vernauwen
Samentrekking van de maag
Samentrekken van mimische spieren
Reflexen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over een autonome prikkel?
A
verloopt via de hersenen
B
verloopt via de hersenstam
C
verloopt via het ruggenmerg

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit parasympatisch en sympatisch?
A
Onjuist
B
Juist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk zenuwstelsel heb je zelf invloed?
A
Autonome zenuwstelsel
B
Animale zenuwstelsel
C
Vegetatieve zenuwstelsel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zenuwcellen kunnen zich nog herstellen na beschadiging?
A
hersenzenuwen
B
ruggenmergzenuwen
C
perifere zenuwen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zenuw is beschadigd bij aangezichtsverlamming?
A
Nervus trigeminus (5de Hersenzenuw)
B
Nervus facialis (7de Hersenzenuw)
C
Nervus vagus (10de hersenzenuw)
D
Paardenstaart (RM zenuwvlecht)

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neuro-anatomie

Slide 16 - Tekstslide

Ander kijk op de hersenen qua indeling en gedragingen.
We kijken terug op een evolutiegroei van de hersenen.
In de prehistorie hadden we ander behoeftes dan nu. In de prehistorie moesten we aan eten komen door te jagen, verbouwen en delen. Nu kunnen we ons eten wat we nodig hebben vinden in de supermarkt. We doen er weinig voor om aan eten te komen. In de prehistorie kon het dagen duren voordat er vlees op het menu kon komen of dat er honing gevonden was. De eerste levensbehoeftes stonden centraal
Indeling zenuwstelsel vanuit evolutieleer
Reptielenbrein = archi niveau (oudste brein)
Zoogdierenbrein = paleo niveau (middelste brein)
Nieuwste brein = neo niveau

Brein van mens = alle drie verenigd

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutieleer
Functioneel 
Anatomie
Archi niveau
Reflexbrein
Ruggenmerg/ perifere zenuwstelsel
Vitale brein
Hersenstam
Paleo niveau
Emotioneel brein of Limbisch systeem
Tussenhersenen
Neo niveau
Intuïtief brein
Grote hersenen rechterhelft
Logisch brein
Grote hersenen linkerhelft

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Superpositie
Hogere delen van het brein kunnen lagere delen controleren.

De 'oudere' lagere delen kunnen zich nog onttrekken, bv in geval van stress.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijk
De aanraking van de behandelaar prikkelt alle niveaus:
  • Archi - activeren van reflexbogen van het zenuwstelsel
  • Paleo - emotionele effect 
  • Neo - geloof of belang waar de klant aan gehecht is

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Maak de opdracht Neuro niveaus
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken
Opdracht neuro niveaus 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling
  • Welke drie neuro niveaus ken je?
  • Wat betekent het  superpositiefenomeen?

Slide 25 - Tekstslide

De student bedenkt een eigen doelstelling

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de grondlegger van de bindweefselmassage?
A
Dhr. Jaquet
B
Mw. Hermans
C
Dhr. Bakker
D
Mw. Dicke

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk weefsel heeft HVM zijn werking?
A
epitheelweefsel
B
dicht bindweefsel
C
losmazig bindweefsel

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen maken bij prikkeling allerlei stoffen aan, zoals histamine?
A
fibroblasten
B
cellen van Langerhans
C
mastocyten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn collaterale bloedvaten?
A
Zijn rechtstreekse verbindingen tussen slagaders
B
Hebben een precapillaire sfincter
C
Zijn zijtakken van grotere bloedvaten die in dezelfde richting lopen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het punt waar een haarvat ontspringt uit een kleine slagader (arteriole), zit een kringspiertje. Dit noemen we een...
A
Anastomose
B
Precapillaire sfincter
C
Collateraal bloedvat

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer geef je jezelf voor deze les?
5
7
6
9
8

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke doelen heb je behaald aan het einde van deze les?
De doelen van de opdrachten
De doelen op het bord
De doelen op het bord en van de opdrachten

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies