Thema 2 les 1-4 Voeding en vertering

Thema spijsvertering en zenuwstelsel
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema spijsvertering en zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Planning thema 2
Les 1: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Les 2: Het verteringsstelsel
Les 3: De organen voor vertering
Les 4: Gezonde voeding
Les 5: Voedselbederf
Les 6: Voeding en vertering bij zoogdieren
Les 7: Nadenken over eten
Les 8: Productinformatie (ingrediëntenlijst)


Slide 2 - Tekstslide

Les 1- Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Leerdoelen: 
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt de 6 groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Voedingsmiddelen & voedingsstoffen

Slide 4 - Woordweb

Lastige termen
Voedingsmiddelen:
-Alles wat je eet en drinkt

Voedingsstoffen:
- Stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie, groei en herstel

Voedingsvezels:
-Plantaardig en niet verteerbaar, wel nodig voor een goede darmwerking


Slide 5 - Tekstslide

6 groepen voedingsstoffen
  1. Eiwitten / proteïne
  2. Koolhydraten/ suikers
  3. Vetten
  4. Mineralen
  5. Vitaminen
  6. Water

Slide 6 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
  1. Brandstof - Geeft energie voor alle cellen in het lichaam. Voor groei, ontwikkeling en herstel
  2. Bouwstof  - Groei, ontwikkeling en herstel van nieuwe cellen en weefsels
  3. Beschermende stof - Zodat je niet ziek wordt
  4. Reservestof - Opslag voor barre tijden

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten
  • Bouwstof
  • Functie: Opbouw van spieren en weefsels
  • Te veel eiwitten --> brandstof of omgezet in vet als reservestof

Slide 8 - Tekstslide

Koolhydraten
  • Tot de koolhydraten behoren: Suikers (glucose, zetmeel en glycogeen) en voedingsvezels
  • Functie: Brandstof en bouwstof
  • Te veel --> omgezet in vet en opgeslagen als reservestof
  • Te veel glucose wordt omgezet in glycogeen en opgeslagen in lever en spieren (om later te verbranden)

Slide 9 - Tekstslide

(Voedings)vezels
  • Vezels behoren tot de koolhydraten
  • Functie: Goede werking van de darmen
  • Afkomstig van celwanden van plantencellen
  • Geven een verzadigd gevoel (gevoel dat je vol zit)
  • Zit b.v. in groente, fruit, volkoren producten, peulvruchten en noten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vetten
  • Functie: Brandstof, maar ook bouwstof en reservestof
  • Je hebt er maar een klein beetje van nodig
  • Te veel --> Als reservestof
 opgeslagen, bijvoorbeeld in 
het onderhuidse vetweefsel

Slide 12 - Tekstslide

Vitaminen en mineralen
  • Functie: Bouwstof en beschermende stof
  • Ziekte bij te veel of te weinig vitaminen
  • Bv: Vitamine A, B, C D, en K 

  • Mineralen worden ook wel zouten genoemd
  • Bv: calcium/ kalk, natrium/(keuken)zout en ijzer

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Water
  • Functie: Bouwstof
  • Het lichaam bestaat voor 60% uit water
  • Transport van opgeloste stoffen door het lichaam (bloed)

Slide 15 - Tekstslide

Spaghetti, rijst en aardappelen zijn voedingsmiddelen die veel ... bevatten
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Water

Slide 16 - Quizvraag

Eiwitten/proteïnen horen bij de volgende groep(en) voedingsstoffen:
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
D
Reservestoffen

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Maak de opdrachten die horen bij basisstof 1 (blz.  ..)

 Leerdoelen:
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt de 6 groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken

Slide 18 - Tekstslide

Les 2-  Het verteringsstelsel
Leerdoelen:

• Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven.

• Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie

• Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven


Slide 19 - Tekstslide

Verteringsstelsel

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Verteringsstelsel
  • Voedingsstoffen worden tijdens de vertering afgebroken tot kleinere verteringsproducten zodat deze door de darmwand passen en in het bloed terechtkomen. 
  • Afbraak door te kauwen (mechanisch) en door verteringssappen (chemisch) toe te voegen.
  • Water, glucose, vitaminen en mineralen passen zonder vertering door de darmwand!

Slide 22 - Tekstslide

Verteringssappen
  • Stoffen worden afgebroken door scheikundige reacties. 
  • Sappen worden gemaakt door verteringsklieren:
  1. Speekselklieren
  2. Maagsapklieren
  3. Lever
  4. Alvleesklier
  5. Darmsapklieren

Slide 23 - Tekstslide

Enzymen
  • Enzymen zijn stoffen die scheikundige reacties sneller laten verlopen.
  • Enzymen zitten in verteringssappen en helpen om stoffen in voedsel af te breken.
  • Het eten is al voorgekauwd, dus kan daar extra goed op inwerken

Slide 24 - Tekstslide

Het enzym amylase
knipt grote koolhydraten
in stukken


Slide 25 - Tekstslide

Darmperistaltiek
  • Kringspieren en lengtespieren bevinden zich in de wand van het hele maag-darmkanaal (foto)
  • Als je voedsel doorslikt, spannen de kringspieren samen om het voedsel vooruit te duwen
  • Voedingsvezels stimuleren de spieren in de darmwand en zorgen zo voor een goede darmwerking

Slide 26 - Tekstslide

De slokdarm met kring- en lengtespieren
-->Kan je ondersteboven water doorslikken?

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Leerdoelen:
  • Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven

  • Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie (blz. 98)
  • Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven


  • Lees de tekst in je boek na en maak de vragen die horen bij basisstof 2 (blz. 97)

Slide 28 - Tekstslide

Les 3- De organen voor vertering
Leerdoelen:

• Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen
• Je kunt verteringssappen noemen met hun functies


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Mondholte, keelholte en slokdarm
  • Speekselklieren produceren speeksel. Bevat het enzym amylase wat zetmeel afbreekt.
  • --> Eten gaat via de slokdarm naar de maag
  • Voedsel wordt gekneed en vermengd met maagsappen (water, zoutzuur, enzymen). Het maagsap doodt bacteriën en de enzymen verteren eiwitten gedeeltelijk

Slide 31 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier
  • Voedsel gaat via maagportier naar de twaalfvingerige darm 
  • Verteringssappen uit de lever (gal)
en alvleesklier (alvleessap) komen bij 
het voedsel

Enzymen gal: Vetdruppels emulgeren
Enzymen alvleessap: Breekt koolhydraten,
 eiwitten en vetten af   (alles)

Slide 32 - Tekstslide

Dunne darm
  • Darmsapklieren produceren darmsap
  • Darmsap: Enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten verder afmaken
  • Water met voedingsstoffen en verteringsproducten worden opgenomen via de darmwand (darmvlokken)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Dikke darm, blinde darm en endeldarm
  • Onder de overgang van dunne naar dikke darm ligt de blinde darm, met wormvormig aanhangsel. Geen functie vertering
  • Dikke darm: Onverteerde voedselresten. Bevat nog veel water.
  • Ingedikte, onverteerde voedselresten --> endeldarm.
  • Tijdelijke opslag die wordt afgesloten met een kringspier.
  • Wanneer de tijd rijp is..... 

Slide 36 - Tekstslide

Les 3- organen voor vertering
Leerdoelen:
• Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen
• Je kunt verteringssappen noemen en je weet wat zij doen

Slide 37 - Tekstslide

Les 4- Gezonde voeding
  • Leerdoelen deze les:
  • Een advies over gezonde voeding kunnen geven met de Schijf van Vijf
  • Je weet wat gezond gewicht is en welke keuzes daarbij passen
  • Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen geven van eetstoornissen, en voorbeelden noemen.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

5 adviezen voor gezonde voeding
  • Eet veel groente en fruit
Minimaal 250 gram groenten en 2 stuks fruit per dag!
  • Zachte en vloeibare vetten (onverzadigde vetten)
Verzadigde vetten zijn verkeerd (cholesterol)
  • Eet meer plantaardig, minder vlees
  • Vooral volkoren producten (vezels)
  • Drinken zonder suiker
  En...niet te veel en niet te vaak

Slide 40 - Tekstslide

Energie
  • De hoeveelheid energie die voeding bevat wordt aangegeven in kilojoule (kJ) of in kilocalorie (kcal).
  • 1 kcal = 4,2 Kj
  • Hoeveel energie je per dag nodig hebt verschilt per persoon
 Dit hangt af van je geslacht, grootte, activiteit en je leeftijd.
Zie de tabel gemiddelde energiebehoefte in het boek (blz. 116)

Slide 41 - Tekstslide

Over- en onderwicht
  • Overgewicht en obesitas: Lopen meer risico om serieus ziek te worden (slechte gewrichten, hart- en vaatziekten en diabetes type 2)
  • Ondergewicht: Lopen kans op een tekort aan voedingsstoffen. Vet en spierweefsel worden afgebroken. Sneller ziek worden en je moe/lusteloos voelen


Slide 42 - Tekstslide

Ondervoeding
  • Te weinig energie of te weinig voedingstoffen (vooral eiwit)
  • Veel junkfood eten zoals hamburgers, chips, pizza bevatten weinig voedingsstoffen

  • BMI (Body Mass Index)
  • VB: Jesse weegt 53kg en is 1,68 lang
  • Zijn MBI = 18,8 . 
  • BMI 16,5-23,5 is een gezond gewicht

Slide 43 - Tekstslide

Gezonde manieren om af te vallen?

Gezonde manier om aan te komen?

Slide 44 - Tekstslide

Gezond afvallen
  • Eet normale hoeveelheden en beweeg meer
  • Eet tussendoortjes met weinig vet en koolhydraten  
  • Eet alleen de aanbevolen hoeveelheden, vaak is dat meer brood, fruit en groenten en minder vlees en kaas
  • Eet kleine porties
  • Eet geen tussendoortjes. Drink wel genoeg water en thee

Slide 45 - Tekstslide

Gezond aankomen
  • Eet op vaste tijden, minimaal 3 maaltijden per dag
  • Probeer stap voor stap meer te eten. Neem de tijd en kauw goed
  • Beweeg genoeg en eet voeding met veel eiwitten. Dit is goed voor de opbouw van de spieren
  • Neem extra vet in door bijvoorbeeld vette vis, noten en avocado's te eten
  • Eet genoeg voedingsvezels. Dit is goed voor de darmwerking

Slide 46 - Tekstslide

Eetstoornissen
Anorexia nervosa
  • Persoon is niet te dik, maar voelt zich wel zo. Niet eten terwijl je wel honger hebt uit angst om aan te komen. 
  • Op extreme manieren proberen af te vallen. Dun is nooit dun genoeg
  • Kan leiden tot ondergewicht en ondervoeding, ziekten en problemen met je maag en gebit.

Slide 47 - Tekstslide

Boulimia nervosa
  • Constant bezig met eten. Bang om dik te worden, eet te weinig, maar heeft ook regelmatig eetbuien
  • Probeert te compenseren door het eten uit te braken of laxeermiddelen te gebruiken
  • Kans op ondervoeding en beschadiging slokdarm en gebit door het overgeven

Slide 48 - Tekstslide

Eetbuistoornis/ Binge eating disorder
  • Komt veel voor. 180.000 mensen in Nederland
  • Persoon heeft eetbuien maar geeft niet over en gebruikt geen laxeermiddelen. 
  • Vaak geen honger maar je kan niet stoppen met eten
  • Vaak eet de persoon alleen (stiekem)

Slide 49 - Tekstslide

Oorzaak en hulp
  • Deze persoon heeft vaak een negatief beeld over zichzelf.
  • Het kan ontstaan door een nare gebeurtenis, perfectionisme of beïnvloeding door cultuur of media.
  • Een eetstoornis kan je niet in je eentje oplossen. Hoe langer het duurt, hoe moeilijker te behandelen
  • Schaam je niet, maar praat erover met je huisarts of iemand die je vertrouwt

Slide 50 - Tekstslide

Leerdoelen deze les:
  • Een advies over gezonde voeding kunnen geven met de Schijf van Vijf
  • Je weet wat gezond gewicht is en welke keuzes daarbij passen
  • Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen geven van eetstoornissen, en voorbeelden noemen.

Slide 51 - Tekstslide