Je weet nu waar je op moet letten bij het schrijven.
Je kunt nu de regels toepassen voor:
bezitsvormen
meervoudsvormen
samenstellingen
verwijzingen
Je kunt nu:
beeldspraak herkennen en benoemen
stijlfiguren herkennen en benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Conclusie???
Je kent alle theorie en hebt daarmee geoefend.
Bijnatijd om te gaan schrijven!
Slide 3 - Tekstslide
Aan het einde van deze les ...
... heb je nagedacht over de inhoud van de Dorpskrant.
... weet je welke bewoners er in het dorp wonen.
... welke beroepen de bewoners uitoefenen.
... wat de bewoners meemaken.
... en in welke tekstvormen (met bijbehorende tekstdoelen) je hiervan verslag doet.
Ook hebben jullie de teksten aan het einde van deze les verdeeld, zodat iedere leerling weet welke tekst hij gaat uitschrijven.
Slide 4 - Tekstslide
Macy
Raha
Sara
Gabriël
Ruben
Julian
Stijn
Vincent
Kshirin
Julie A.
Marcel
Angel
Felix
Gijs
Julie K
Lynn
Siep
Arvid
Tom
Tygo
Lara
Anna
Lotte
Dieke
Berat
KRANT
Slide 5 - Tekstslide
Macy
.
Gabriël
Julian
Kshirin
Marcel
Raha
.
Ruben
Stijn
Julie A.
Angel
Sara
.
Felix
Vincent
Gijs
Julie K
Arvid
.
Siep
Tom
Berat
Lynn
Anna
.
Lara
Lotte
Dieke
Tygo
BOEK
Slide 6 - Tekstslide
Hoe ga je te werk?
In deze les beantwoord je 6 keer onderstaande vragen.
(Waarom 6 keer? Je krant moet 6 teksten bevatten.)
Wie is de dorpsbewoner?
Welke beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover? (Tip: Kies een tekstvorm uit het overzicht op slide 7.)
Wat is het bijbehorende tekstdoel? (Tip: Kijk weer in het overzicht.)
Slide 7 - Tekstslide
Hoe ga je te werk?
Voorbeeld
Wie is de dorpsbewoner? Priscilla de Nagel
Welke beroep heeft hij/zij? Eigenaresse van een nagelstudio
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? Er is ingebroken in haar nagelstudio 'Diamond Nails' en nu ....
In welke tekstvorm schrijf je hierover? Nieuwsbericht
Wat is het bijbehorende tekstdoel? Informeren
Slide 8 - Tekstslide
Informeren en uitleg geven valt onder informeren--------------->
Dit heet opiniëren----->
Dit heet activeren------>
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag!
Op de volgende slides volgen de vragen.
De antwoorden op de vragen helpen je om je teksten uit te schrijven.
Slide 10 - Tekstslide
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 11 - Open vraag
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 12 - Open vraag
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 13 - Open vraag
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 14 - Open vraag
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 15 - Open vraag
Wie is de dorpsbewoner? Welk beroep heeft hij/zij? Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven? In welke tekstvorm schrijf je hierover?
Slide 16 - Open vraag
Teksten verdelen
Bepaal nu samen met degene met wie je samenwerkt wie welke teksten uitwerkt.
(Let op: 3 teksten per leerling)
Slide 17 - Tekstslide
Check, check, dubbelcheck...
Heb je 6 dorpsbewoners bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.
Slide 18 - Quizvraag
Check, check, dubbelcheck...
Heb je bij iedere dorpsbewoner een beroep bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.
Slide 19 - Quizvraag
Check, check, dubbelcheck...
Heb je bij iedere dorpsbewoner bedacht wat hij meemaakt/wat er over hem/haar wordt geschreven?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.
Slide 20 - Quizvraag
Check, check, dubbelcheck...
Heeft iedere tekst een ander tekstdoel?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.
Slide 21 - Quizvraag
Check, check, dubbelcheck...
Heeft iedere tekst een andere tekstvorm?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.
Slide 22 - Quizvraag
Check, check, dubbelcheck...
De teksten zijn verdeeld. Je weet welke teksten jij uitwerkt en welke teksten je groepsgenoot uitwerkt.
A
Ja? --> check!
B
Nee? Doe dit alsnog
C
Een beetje --> zorg dat het duidelijk is
Slide 23 - Quizvraag
Einde van de les!
Je hebt nu alle input (inhoud) voor de dorpskrant verzameld!
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.