Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.

1. vergelijkend verband
2. oorzakelijk verband
3. voorwaardelijk verband
4. toegevend verband

Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.

1. oorzakelijk verband
2. doel-middel verband
3. concluderend verband
4. toegevend verband

Ik heb de zaken nog eens goed bekeken. Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

1. samenvattend verband
2. doel-middel verband
3. concluderend verband
4. chronologisch verband

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.

1. samenvattend verband
2. doel-middel verband
3. redengevend verband
4. voorwaardelijk verband

Ofschoon ik erg voor het milieu ben, rij ik een benzine-slurpende auto.

1. voorwaardelijk verband
2. oorzakelijk verband
3. toegevend verband
4. concluderend verband

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.

1. redengevend verband
2. vergelijkend verband
3. toegevend verband
4. concluderend verband

Kortom, het is beter om niet te roken.

1. voorwaardelijk verband
2. vergelijkend verband
3. toegevend verband
4. samenvattend verband

Eerst ga ik de woonkamer opruimen. Daarna begin ik aan mijn slaapkamer.

1. voorwaardelijk verband
2. vergelijkend verband
3. chronologisch verband
4. samenvattend verband

Aan mijn ouders vroeg ik sokken, pantoffels en een onesie.

1. voorwaardelijk verband
2. opsommend verband
3. toegevend verband
4. samenvattend verband

Hoewel Kees van appeltaart houdt, neemt hij deze keer geen stukje

1. voorwaardelijk verband
2. opsommend verband
3. vergelijkend verband
4. toegevend verband

Met andere woorden, het is beter om een jas te dragen vandaag.

1. samenvattend verband
2. chronologisch verband
3. oorzakelijk verband
4. toegevend verband

Vanwege het coronavirus blijven er een aantal klassen thuis vandaag.

1. concluderend verband
2. opsommend verband
3. oorzakelijk verband
4. redengevend verband

Hij heeft hard gewerkt voor zijn baas, echter heeft hij maar weinig verdiend.

1. tegenstellend verband
2. opsommend verband
3. oorzakelijk verband
4. redengevend verband

De school organiseert een open dag om nieuwe leerlingen aan te trekken

1. chronologisch verband
2. opsommend verband
3. doel-middel verband
4. redengevend verband