Lezen les 3

Les 3
  1. tekstverbanden 
  2. signaalwoorden
Niveau 2F
lezen 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 3
  1. tekstverbanden 
  2. signaalwoorden
Niveau 2F
lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Eerder leerde je de volgende tekstverbanden

herkennen en begrijpen

- Een opsomming;

- Een tegenstelling;

- Een toelichting (voorbeeld);

- Een tijdsvolgorde (chronologie);

- Een oorzaak-gevolg;

- Een voorwaarde.

Slide 2 - Tekstslide

Lees de tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Er staat geen titel boven de tekst. Welke titel past het beste?
A
Toetje of ontbijt
B
Lekkers maken
C
Wentelteefjes, een klassieker
D
Zelf wentelteefjes bakken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is dit voor soort tekst?
A
een advertentie
B
een ingezonden brief
C
een instructie
D
een krantenbericht

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 16 - Tekstslide

Als ik op zoek ga naar verbanden in een tekst, dan lees ik de tekst heel
A
globaal
B
langzaam
C
goed
D
snel

Slide 17 - Quizvraag

Tijdens het lezen let ik op speciale
woorden; dat zijn de

Slide 18 - Open vraag

Deze woorden geven aan welk verband er bedoeld wordt.
Ik zet een streep onder deze _______________woorden.
A
moeilijke
B
verband
C
signaal
D
goede

Slide 19 - Quizvraag

En ik bedenk welk
____________________ dat woord
aangeeft.

Slide 20 - Open vraag

Daarna lees ik de zinnen __________________ ,
om te kijken of ___________________ .

Slide 21 - Open vraag

We hebben Martijn gevraagd de spelregels van handbal uit te leggen omdat hij dat goed kan. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als handbalcoach.
___________
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 22 - Quizvraag

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
________
___________
___
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 23 - Quizvraag

Ik ben van mening dat we dit verslag anders moeten opstellen, maar daar denkt mijn klasgenoot anders over.
______
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 24 - Quizvraag

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
_____________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 25 - Quizvraag

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
__________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 26 - Quizvraag

Vergeleken met vorig jaar zijn de schoolonderzoeken nu een stuk beter gemaakt.
_________________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
___
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 28 - Quizvraag

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
________
A
Reden
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 29 - Quizvraag

Om op tijd bij de visboer te zijn, wil Jan de fiets van zijn broer lenen.
____
A
Reden
B
Chronologie
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 30 - Quizvraag

Terugkijken

  • Je kunt met behulp van signaalwoorden verschillend verbanden in een tekst herkennen en begrijpen

Slide 31 - Tekstslide