Onregelmatige werkwoorden les 3

• NT2
• ISK

Onregelmatige werkwoorden les 3

Het voltooid deelwoord

• In les 1 hebben we 10 onregelmatige werkwoorden geleerd.
• Vandaag leren we van deze werkwoorden het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.
• Bijvoorbeeld: helpen - hielpen - hebben geholpen
• In een zin: We hebben de docent geholpen. 

Je leert in deze les:

helpen	hielpen	hebben geholpen
komen	kwamen	zijn gekomen
lezen	lazen	hebben gelezen
schrijven	schreven	hebben geschreven
zeggen	zeiden	hebben gezegd

zeggen

schrijven

lezen

komen

hebben

gezegd

gehad

geschreven

gelezen

gekomen

zeggen (vd)
Wat heb je nou __________?

1. gezegt
2. gezegd
3. gezeden
4. gezeid

komen (vd)
Wij zijn te laat _____________.

1. gekwamd
2. gekomt
3. gekomen
4. gekomd

lezen (vd)
De leerlingen hebben een boek ____________.

1. geleesd
2. gelazen
3. geleest
4. gelezen

schrijven (vd)
Het meisje heeft een brief _________.

1. geschreven
2. geschrijfd
3. geschreeft
4. geschreefd

hebben (vd)
Mijn broer heeft gelijk ________.

1. geheeft
2. gehat
3. gehebt
4. gehad

Je leert in deze les:

doen	deden	hebben gedaan
geven	gaven	hebben gegeven
gaan	gingen	zijn gegaan
hebben	hadden	hebben gehad
zijn	waren	zijn geweest

doen

geven

gaan

helpen

zijn

geweest

gegeven

geholpen

gedaan

gegaan

doen (vd)
Wij hebben helemaal niks _________.

1. gedoet
2. gedaan
3. gedoen
4. gededen

geven (vd)
Ik heb de jongen een cadeautje ___________.

1. gegaafd
2. gegaf
3. gegeven
4. gegeefd

gaan (vd)
De buurvrouw is met de trein naar Amersfoort _______.

1. gegongen
2. gegaan
3. gegang
4. gegingen

hebben (vd)
Wij hebben een appel ________.

1. gehat
2. gehebt
3. geheeft
4. gehad

zijn (vd)
Ik ben naar Amsterdam _________.

1. gewas
2. gezijn
3. gewaren
4. geweest

Hulpwerkwoorden

• We gebruiken de hulpwerkwoorden zijn en hebben
• In deze les gebruiken we voor drie werkwoorden het hulpwerkwoord zijn:  komen - gaan - zijn
• Bij de andere werkwoorden die we vandaag oefenen, gebruiken we het hulpwerkwoord hebben.

Het hulpwerkwoord zijn

• We komen naar school. - We kwamen naar school - We zijn naar school gekomen. 

• We gaan op reis. - We gingen op reis. - We zijn op reis gegaan.

• We zijn thuis. - We waren thuis. - We zijn thuis geweest.

Vul de goede vorm van het goede hulpwerkwoord in

Het meisje_______ een brief geschreven.

Jullie _______ het boek gelezen.

Hij _____ de cadeautjes gegeven.

Jullie ________ naar de bioscoop gegaan.

U _______ met de trein geweest.

Nu jij!

gaan (vd)
We zijn gisteren met de trein naar Eindhoven __________.

helpen (vd)
We hebben in de keuken _________.

schrijven (vd)
Ik heb een brief naar mijn oma _________.

lezen (vd)
Hij heeft een mooi boek ____________.

komen (vd)
Wij zijn te laat bij de bioscoop _________.

de les was

1. makkelijk
2. soms makkelijk, soms moeilijk
3. moeilijk

Werkblad

Werkblad

Werkblad