Woordsoorten en zinsdelen oefenen

Woordsoorten en zinsdelen oefenen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordsoorten en zinsdelen oefenen

Slide 1 - Tekstslide

(1) Net voor de kust van Pembrokeshire in Zuidwest-Wales ligt het eiland Skomer.
(2) Het is een van de vijftig eilanden van Wales.
(3) Bij een rustige zee kun je in het turquoise water bruinvissen, zeehonden en dolfijnen spotten.
(4) Daarnaast is Skomer ook een waar paradijs voor vogelspotters.
(5) Op dit eiland woont de grootste papegaaiduikerskolonie van Groot-Brittannië.
(6) Op de ruige kliffen zul je honderden zwart-witte beestjes vinden.
(7) Je mag de dieren helaas niet voeren.                
Verdeel in zinsdelen en benoem

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden zinsdelen
5 pv = woont
ow = de grootste papegaaiduikerskolonie van Groot-Brittannië
wg = woont
ng = X
lv = X
6 pv = zul
ow = je
wg = zul vinden
ng = X
lv = honderden zwart-witte beestjes
7 pv = mag
ow = Je
wg = mag voeren
ng = X
lv = de dieren

1 pv = ligt
ow = het eiland Skomer
wg = ligt
ng = X
lv = X
2 pv = is
ow = Het
wg = X
ng = is [een van de vijftig eilanden van Wales]
lv = X
3 pv = kun
ow = je
wg = kun spotten
ng = X
lv = bruinvissen, zeehonden en dolfijnen
4 pv = is
ow = Skomer
wg = X
ng = is [een waar paradijs (voor vogelspotters)]
lv = X
antwoorden zinsdelen benoemen

Slide 3 - Tekstslide

WG of NG
a Na het diner met verse sushi bleken enkele gasten behoorlijk misselijk te worden.
ow =
wg =
ng =
b De violist had in de pauze nieuwe snaren op zijn viool bevestigd.
ow =
wg =
ng =
c Volgens Chloë lijkt de komende zomermode erg luchtig te worden.
ow =
wg =
ng =
d Willen de scouts misschien oudere mensen met wat klusjes helpen?
ow =
wg =
ng =

WG of NG

Slide 4 - Tekstslide

WG of NG
a
ow = enkele gasten
wg = X
ng = bleken [behoorlijk misselijk] te worden
b
ow = De violist
wg = had bevestigd
ng = X
c
ow = de komende zomermode
wg = X
ng = lijkt [erg luchtig] te worden
d
ow = de scouts
wg = Willen helpen
ng = X


AntwoordenWG of NG

Slide 5 - Tekstslide

WG of NG
Werkwoorden: zww, kww, hww
lidwoorden: onbepaald en bepaald
zelfstandig naamwoord
stoffelijke - en bijvoeglijke voornaamwoorden
voorzetsels en vaste voorzetsels

persoonlijke voornaamwoorden: verwijzen naar personen of dingen zonder hun naam te noemen

bezittelijke voornaamwoorden: geven aan van wie iets is

aanwijzende voornaamwoorden:  woorden die iets of iemand aanwijzen: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

vragende voornaamwoorden: staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.
Woordsoorten

Slide 6 - Tekstslide

WG of NG

Slide 7 - Tekstslide

WG of NG
Noteer de woordsoort van de onderstreepte werkwoorden in de zinnen a, b en c. Kies uit: hulpwerkwoord (hww) – koppelwerkwoord (kww) – zelfstandig werkwoord (zww).

a Vanwege ziekte kon ik niet bij mijn eigen diploma-uitreiking zijn.
b Geef je even een seintje als je klaar bent?
c We konden de trein nog niet in, omdat de conducteur van dienst afwezig bleek en eerst door de NS opgeroepen moest worden.


Werkwoordsoorten
zww, kww of hww

Slide 8 - Tekstslide

WG of NG
a Vanwege ziekte kon ik niet bij mijn eigen diploma-uitreiking zijn.
kon = hww
zijn = zww
b Geef je even een seintje als je klaar bent?
Geef = zww
bent = kww
c We konden de trein nog niet in, omdat de conducteur van dienst afwezig bleek en eerst door de NS opgeroepen moest worden.
konden = zww
bleek = kww
opgeroepen = zww
worden = hww

Antwoorden werkwoordsoorten
zww, kww of hww

Slide 9 - Tekstslide

WG of NG
Noteer de aanwijzende en vragende voornaamwoorden en zet de woordsoort erachter = aanw.vnw of vr.vnw.
a Misschien zijn die opgaven wel te makkelijk voor zulke slimme leerlingen.
b Wat vonden de ondervraagden het lastigst in een dergelijke situatie?
c Wanneer organiseert deze club weer zo’n sponsorloop?
d Welke weerman voorspelde dat het dit seizoen heel regenachtig wordt?


aanwijzend vnw vragend vnw

Slide 10 - Tekstslide

WG of NG
Noteer de aanwijzende en vragende voornaamwoorden en zet de woordsoort erachter = aanw.vnw of vr.vnw.
a Misschien zijn die opgaven wel te makkelijk voor zulke slimme leerlingen.
die = aanw.vnw
zulke = aanw.vnw
b Wat vonden de ondervraagden het lastigst in een dergelijke situatie?
Wat = vr.vnw
dergelijke = aanw.vnw
c Wanneer organiseert deze club weer zo’n sponsorloop?
deze = aanw.vnw
zo’n = aanw.vnw
d Welke weerman voorspelde dat het dit seizoen heel regenachtig wordt?
Welke = vr.vnw
dit = aanw.vnw


Antwoorden 
aanwijzend vnw vragend vnw

Slide 11 - Tekstslide