Zouten in water 2

Zouten in water 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zouten in water 

Slide 1 - Tekstslide

Welke formule heeft kwik(II)chloride
A
HgCl
B
Hg2Cl
C
HgCl2
D
Hg2Cl2

Slide 2 - Quizvraag

Welke formule heeft ijzer(III)sulfaat?
A
Fe3SO4
B
FeSO4
C
Fe3SO43
D
Fe2(SO4)3

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er als een zout oplost in water?

De ionen van het zout laten elkaar los. 
Ze dringen tussen de watermoleculen. 

Elk ion wordt daarbij omgeven door een mantel van watermoleculen. Dit proces heet hydratatie.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

De ‘opgeloste’ ionen worden gehydrateerde ionen genoemd. De watermantel wordt weergegeven door achter de formule van het ion (aq) te zetten.

Slide 6 - Tekstslide

Een watermolecuul gaat met het O-atoom (δ-) richting het positieve ion
Een watermolecuul gaat met de H-atomen (δ+) richting het negatieve ion

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke van de onderstaande notaties is onjuist?
A
C6H12O6(aq)
B
KCl(aq)
C
Mg(NO3)2(s)
D
Na+(aq)+(PO4)3(aq)

Slide 9 - Quizvraag

Noteer de oplosvergelijking van NaCl in water.

Slide 10 - Open vraag

Noteer de indampvergelijking van een magnesiumhydroxide-oplossing. Deze bestaat uit de volgende ionen:
Mg2+(aq)en
2OH(aq)

Slide 11 - Open vraag

Lossen dan alle zouten op in water?
Nee, als de ionbinding te sterk is, komen de ionen niet los uit het ionrooster. 
In Binas 45A vind je een tabel met de oplosbaarheid van zouten in water: de oplosbaarheidstabel
Bij elk zout staat een letter: g, s, m, r of i.


Slide 12 - Tekstslide

BINAS 45A:

Het zout kaliumchloride lost goed op in water
A
juist
B
niet juist

Slide 13 - Quizvraag

BINAS 45A:

Het zout bariumcarbonaat lost goed op in water
A
juist
B
niet juist

Slide 14 - Quizvraag

R -> reageert met water
Er zijn vier zouten met een oxide‑ion die reageren met water: Na2O, K2O, CaO en BaO. Bij de reactie van elk van deze vier oxiden met water gebeurt steeds hetzelfde: de O2- ‑ionen veranderen in OH‑ionen die vervolgens gehydrateerd worden. De metaalionen veranderen niet. Ze worden alleen gehydrateerd.

Na2O (s) + H2O (l) → 2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)

Slide 15 - Tekstslide

Hydroxiden
Uit de oxiden met water ontstaat dus steeds een oplossing van een hydroxide. Oplossingen van hydroxiden worden vaak met hun triviale namen aangeduid. Deze triviale namen moet je onthouden. Je kunt ze ook vinden in BINAS 66A.

Slide 16 - Tekstslide

BINAS 65B
Welke kleur krijgt een oplossing van koper(II)chloride?

Koper(II)chloride-oplossing: Cu2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Cu2+ (aq) geeft een blauwe kleur!

Slide 17 - Tekstslide

Welke kleur heeft een oplossing van ijzer(III)chloride?
A
blauw
B
lichtgeel
C
lichtgroen
D
bruin

Slide 18 - Quizvraag

Succes met het tweede deel van paragraaf 4.2

Slide 19 - Tekstslide