1kader 4.3 Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom bij                         4.3 Lezen

Leg je spullen klaar 

4.3 Lezen 

4.3 Lezen: Welke doelen gaan we behalen?

4.3  Lezen lesdoelen (24 t/m 41)

1. tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren

2. herkennen wat een instructie is

3. verwijswoorden herkennen

4. signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven

4.3 leerteksten/lesstof

• tekstdoelen (27)
• verwijswoorden (29)
  
• signaalwoorden van tijdsvolgorde (33)
• instructies (ook 5.4) 
  

4.3 Lezen 

Welke opdrachten maken we?  

even herhalen:

-Tekstdoelen (27) 

-Signaalwoorden van tegenstelling (33)

Signaalwoorden (lesstof)

Aan de slag: 2 t/m 8 

4.3 Verwijswoorden en tekst 3

opdracht:

9, 10, 11, 12

afmaken 2 t/m 8

Extra? opdracht 15 

Aan de slag: Instructie

4.3: opdracht 13  (15 mag) 

5.4: opdracht 2

        opdracht 6 (ELO)

Klaar? Mindmap of 

              4.3  16 t/m 20

Signaalwoorden (lesstof)

4.3 leerteksten/lesstof

• tekstdoelen (27)
• verwijswoorden (29)
  
• signaalwoorden van tijdsvolgorde (33)
• instructies (ook 5.4) 
  

Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan? (33)

Noteer 3 signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. (33)

Een instructie, herken je aan?

a. de titel                           d. stapjes (met cijfers ervoor)

b. vetgedrukte tekst      e. zin begint met gebiedende wijs

c. eventuele plaatjes

1. a-b-c-d
2. a-c-d-e
3. c-d-e
4. d-e-c

Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden? (29)

Waar kan een verwijswoord naar verwijzen?

1. één woord of meer woorden
2. een woordgroep
3. meestal naar een mens
4. één woord, meer woorden, een zin

Waarnaar verwijst 'Zij'?
De buurmeisjes Isa en Karin lopen in de regen. Zij worden nat.

1. De buurmeisjes Isa en Karin
2. Isa en Karin
3. de regen

Waarnaar verwijst 'Daar'?
We gingen met de auto naar Frankrijk. Daar heb ik van genoten.

1. de auto
2. Frankrijk
3. We gingen met de auto naar Frankrijk.

Waarnaar verwijst 'Het'?
Ik kreeg een koffer cadeau.
Het was een groot exemplaar.

Aan de slag: opdr. 16 t/m 20 (4.3)

 Klaar?

1. Test jezelf

2. Taak

nabespreken:

18 c 18d 

19c 19d 

20b

Evalueren

Hoe word jij beter in Begrijpend Lezen?