Quiz tekstopbouw

In de kern staat/staan?
A
De conclusie
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In de kern staat/staan?
A
De conclusie
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen

Slide 1 - Quizvraag

In het middenstuk
A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de standaard tekstopbouw?
A
inleiding - slot - middenstuk/kern
B
slot - inleiding - middenstuk/kern
C
middenstuk/kern - inleiding - slot
D
inleiding - middenstuk/kern - slot

Slide 3 - Quizvraag

Een goede tekstopbouw heeft:
A
een inleiding en een slot
B
een titel
C
inleiding, middenstuk en slot
D
deelonderwerpen

Slide 4 - Quizvraag

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 5 - Quizvraag

Wat staat niet in het slot?
Tekst
Tekst
Tekst
Tekst
A
een grappig verhaaltje (anekdote)
B
de conclusie
C
een korte samenvatting
D
een blik op de toekomst

Slide 6 - Quizvraag

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 7 - Quizvraag

Signaalwoorden in een instructie:
A
ten eerste, ten tweede en daarentegen
B
eerst, zodra, vervolgens en daarna
C
ook, tenzij, maar en indien
D
daardoor, hierdoor en desalniettemin

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de kern?
A
het belangrijkste wordt samengevat
B
nieuwe informatie
C
meerdere alinea's
D
deelonderwerpen

Slide 9 - Quizvraag





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Een uitleg over het onderwerp.

Slide 10 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 11 - Quizvraag

Tekstverband: samenvattend
A
want
B
echter
C
al met al
D
zoals

Slide 12 - Quizvraag