Intensief lezen, woordbetekenis & samenvatten

Intensief lezen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Intensief lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je 
  • wat intensief lezen inhoudt, wanneer en hoe je intensief lezen effectief inzet volgens een stappenplan.
  • welke manieren er zijn om betekenis van woorden en beeldspraak te achterhalen, als dit nodig is.
  • hoe je een samenvatting van een tekst maakt aan de hand van sleutelwoorden en hoe je de hoofdgedachte kunt bepalen. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij de term intensief lezen?

Slide 3 - Woordweb

Beschrijf het verschil tussen globaal en intensief lezen.

Slide 4 - Woordweb

Wat doe je al je tijdens het intensief lezen van een tekst een woord tegenkomt dat je niet kent?

Slide 5 - Woordweb

Wat doe je al je tijdens het intensief lezen een stukje tekst niet begrijpt?

Slide 6 - Woordweb

Intensief lezen
 Intensief lezen houdt in dat je de tekst nauwkeurig leest, zodat je weet waar de tekst precies over gaat.

Slide 7 - Tekstslide

Intensief lezen
  • Je leest de tekst intensief, als je de hele tekst wil begrijpen.
  • Bijvoorbeeld als je informatie voor een werkstuk nodig hebt of een examentekst leest.


Je leest de tekst heel nauwkeurig als je intensief gaat lezen. Je probeert elk stukje tekst zo goed mogelijk te snappen.



Slide 8 - Tekstslide

stappenplan intensief lezen
  1. Lees de tekst verkennend
    - tekstsoort en onderwerp van tekst bepalen
  2. Lees de tekst globaal
    - lees de inleiding, en eerste en laatste zin van alinea
  3. Lees de tekst nauwkeurig
    - Let op aanwijzingen voor de inhoud in de inleiding
    - Ga na wat de verbanden zijn tussen verschillende tekstdelen
    - Achterhaal indien nodig de betekenis van onbekende woorden of beeldspraak
    - Bepaal of de informatie betrouwbaar is
    - Lees eventuele tabellen en diagrammen af
    - Beoordeel eventuele argumentatie.
  4. Bepaal de hoofdgedachte van de tekst
    - waarover gaat de tekst precies?
    (Zie 1.9.3 blz. 41 van het handboek voor dit stappenplan)



Slide 9 - Tekstslide

Wat doe je als je de tekst niet begrijpt?

Slide 10 - Open vraag

Wat doe je als je de tekst niet begrijpt?
  • Herlees de tekst (begin op een punt waar je de tekst nog wel begreep)
  • Lees vooruit (sla het stukje tekst dat je niet begreep over)
  • Lees langzamer 

Slide 11 - Tekstslide

Om een tekst intensief te lezen moet je de betekenis van alle woorden kennen?
Ja
Nee

Slide 12 - Poll

Woordbetekenis en beeldspraak
Heb je het (onbekende) woord nodig om de tekst te begrijpen? 
Ja? -->

Woordbetekenis & beeldspraak
Heb je het (onbekende) woord nodig om de tekst te begrijpen?

Nee
Dan kun je doorlezen.
Ja
  • Lees een stukje terug of vooruit
    Ga na of er:
    - een omschrijving of uitleg bij het woord staat
    - een voorbeeld van het woord wordt gegeven
    - een woord staat dat hetzelfde of tegengestelde betekent.
  • Bekijk een eventuele afbeelding bij de tekst
    - Ga na of je een aanwijzing ziet voor de betekenis.
  • Bekijk het woord zelf
    - Ga na of je een deel herkent en de betekenis kunt bepalen.
  • Vraag iemand wat het woord betekent of zoek de betekenis op.

Slide 13 - Tekstslide

  • Lees een stukje terug of vooruit
Ga na of er:
- een omschrijving of uitleg bij het woord staat
- een voorbeeld van het woord wordt gegeven
- een woord staat dat hetzelfde of tegengestelde betekent.
  • Bekijk een eventuele afbeelding bij de tekst
- Ga na of je een aanwijzing ziet voor de betekenis.
  • Bekijk het woord zelf
- Ga na of je een deel herkent en de betekenis kunt bepalen.
  • Vraag iemand wat het woord betekent of zoek de betekenis op.

Slide 14 - Tekstslide

De hoofdgedachte

De hoofdgedachte is in één zin de hele tekst samengevat.


Het is het antwoord op de vraag: Waar gaat de gehele tekst precies over? Wat wil de tekst ons vertellen?

Slide 15 - Tekstslide

Sleutelwoorden
Sleutelwoorden zijn woorden in een tekst die echt iets zeggen over de inhoud van de tekst. Dit zijn zelfstandig naamwoorden en werkwoorden. 

Sleutelwoorden zijn onmisbaar in een samenvatting. 

Slide 16 - Tekstslide

Bij welk van de onderstaande situaties ga je intensief lezen?
A
Je leest een krant en wil een artikel over konijnen vinden.
B
Je maakt een werkstuk over duiven en leest een tekst over duiven.
C
Je leest een tekst en wil het onderwerp bepalen.
D
Je maakt een examen en moet de hoofdgedachte van de tekst bepalen.

Slide 17 - Quizvraag

Wat was stap 3 van het stappenplan intensief lezen?
A
Bepaal de hoofdgedachte
B
Lees verkennend
C
Lees globaal
D
Lees nauwkeurig

Slide 18 - Quizvraag

Als je een woord niet snapt, maar je hebt dit woord niet nodig voor het begrijpen van de hele tekst. Ga je dan de betekenis proberen te achterhalen?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een hoofdgedachte?
A
Het onderwerp van de tekst
B
In één zin samengevat waar de tekst precies over gaat
C
De inhoud van de tekst
D
Dat wat de schrijver ons wil leren

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Werkboek blz. 34 t/m 43
  • opdracht 3
  • opdracht 5

  • opdracht 4

Slide 21 - Tekstslide