Scheidbare Werkwoorden: Hoe Werkt Dat?

Scheidbare Werkwoorden: 
Hoe Werkt Dat?
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Scheidbare Werkwoorden: 
Hoe Werkt Dat?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van de les ken je scheidbare werkwoorden. 

Dat betekent dat je scheidbare werkwoorden kunt herkennen.
Dat betekent dat je het voorzetsel kunt benoemen. 
Dat betekent dat je zelfstandig zinnen met scheidbare werkwoorden kunt schrijven (in tegenwoordige tijd). 






 identificeren en correct vervoegen in de tegenwoordige tijd op niveau A2.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over scheidbare werkwoorden?
Welke werkwoorden heb je al gehoord?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al van voorzetsels?
Hoeveel voorzetsels ken je?
Schrijf minstens 9 voorzetsels op.
Schrijf de voorzetsels op in je schrift!

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik op deze link voor een test.

https://ace.easy-lms.com/index.php?r=exam/quiz&language=nl&PHPSESSID=new

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je schrift voor Nederlands bij mw Drenthe
Schrijf de voorzetsels die je net hebt opgeschreven in Lesson-up, op in je schrift!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



aan           + trekken
terug        + geven
En in een zin...

Ik trek de jas aan.          Wij geven het boek terug.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1: Wat is het hele (scheidbaar) werkwoord? 
In deze ronde moeten de leerlingen tien zinnen lezen en het hele werkwoord in elke zin identificeren.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin? Ik stap de auto in.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin?
Hij komt morgen langs.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin?Waar vul ik het formulier in?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1: Wat is het voorzetsel van het scheidbaar werkwoord? 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetsel in deze zin? Hij belt zijn vrienden op.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het Wat is het voorzetsel in deze zin?
Ik haal de boodschappen op.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin?Jazeker, morgen komen wij mee!

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3: Schrijf een eigen zin met de volgende werkwoorden. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze zinnen schrijf je ook op in je schrift.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met "opbellen".

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met "terugkomen".

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met "meekomen".

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4 (BONUS!): 
Kan je twee zinnen opschrijven met hetzelfde werkwoord, waarin eentje door een voorzetsel een andere betekenis krijgt

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze zin schrijf je ook op in je schrift.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf twee zinnen met hetzelfde werkwoord waarbij door een voorzetsel in een zin de betekenis verandert.
Bijvoorbeeld:
(1) Ik kom later. (2) Ik kom later terug.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin? Ik stap in de auto.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin?
Hij komt morgen langs.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hele scheidbaar werkwoord in deze zin?Waar vul ik het formulier in?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 1
Wat is het voorzetsel in: 'Ik stap in de auto'?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2
Wat is het voorzetsel in: 'Hij komt morgen langs'?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3
Wat is het voorzetsel in: 'We kijken naar een film'?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4
Wat is het voorzetsel in: 'Zij staan op het podium'?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5
Wat is het voorzetsel in: 'We vullen het formulier in'?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6
Wat is het voorzetsel in: 'Hij belt zijn vrienden op'?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7
Wat is het voorzetsel in: 'Zij logeren bij hun grootouders'?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8
Wat is het voorzetsel in: 'Ik haal de boodschappen op'?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 36 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 37 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
1. Wat is het voorzetsel bij
"teruggeven"?

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Kan je zelf een zin met een scheidbaar werkwoord opschrijven?

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan en uit elkaar kunnen worden gehaald. Het werkwoord verandert van betekenis wanneer het uit elkaar wordt gehaald.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeging in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd plaatst men het voorvoegsel achter het onderwerp. Bijvoorbeeld: Ik sta op, Jij komt aan, Wij gaan uit.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies