Grammatica woordsoorten: hww en zww

Vanaf morgen ga ik een 

spannend boek   van    deze 

schrijver lezen.
zn
olw
bn
ww
aanw.vnw
bw
vz
1 / 16
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vanaf morgen ga ik een 

spannend boek   van    deze 

schrijver lezen.
zn
olw
bn
ww
aanw.vnw
bw
vz

Slide 1 - Sleepvraag

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
doelen:

- Ik kan de meest voorkomende woordsoorten herkennen.

- Ik kan van een werkwoord zeggen of het een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord is.

Slide 2 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
woordsoorten
zelfstandig naamwoord (zn)
lidwoord (blw + olw)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
vragend voornaamwoord (vr.vnw)
voorzetsel (vz)
bijwoord (bw)

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Elke zin heeft één belangrijkste werkwoord. Dit is het belangrijkste werkwoord van die zin. Dit werkwoord is een zelfstandig werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Een zelfstandig werkwoord geeft op zichzelf duidelijk aan wat iets of iemand doet.

lopen - vallen - lachen - rennen - klimmen 

Slide 5 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Alle werkwoorden die verder nog in de zin staan, helpen het belangrijste werkwoord. Dit noemen we daarom ook hulpwerkwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

1. Zoek alle werkwoorden uit de zin. Staat er maar één in? Dan is dit automatisch een zelfstandig werkwoord.

2. Zoek de persoonsvorm. Dit is een hulpwerkwoord. Streep dit hulpwerkwoord weg.

3. Herhaal stap 1 en 2 totdat er maar één werkwoord overblijft. Dit is het belangrijkste werkwoord in de zin en dus een zelfstandig werkwoord.

Slide 7 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.

pv = willen
willen = hww

Slide 8 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.

pv = gaan
gaan= hww

Slide 9 - Tekstslide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.
Wij vissen vanmiddag.

vissen = zww

Slide 10 - Tekstslide

Thomas wil vanavond nog wel even voetballen.
A
wil = hww
B
wil = zww

Slide 11 - Quizvraag

Thomas wil vanavond nog wel even voetballen.
A
voetballen = hww
B
voetballen = zww

Slide 12 - Quizvraag

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
wil= hww
B
wil= zww

Slide 13 - Quizvraag

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
laten = hww
B
laten = zww

Slide 14 - Quizvraag

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
verven= hww
B
verven = zww

Slide 15 - Quizvraag

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
Welke vragen heb je over de lesstof?

Slide 16 - Tekstslide