6.3 Internationale handel

1 / 17
volgende
Slide 1: Video
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

De moedernegotie maakte commerciële en gespecialiseerde landbouw in de Republiek mogelijk. Leg dit uit!

Slide 2 - Open vraag

0

Slide 3 - Video

Het fluitschip droeg ook bij aan het succes rondom de Oostzeehandel. Waardoor vooral?

Slide 4 - Open vraag

0

Slide 5 - Video

Waarom zou je de overgave van Antwerpen kunnen beschouwen als het begin van de Gouden Eeuw in de Republiek?

Slide 6 - Open vraag

De Hollandse steden profiteerden economisch van de Spaanse verovering van Antwerpen. Geef 2 voorbeelden!

Slide 7 - Open vraag

Dit schilderij van Isaac Massa door Frans Hals kan worden gebruikt om drie kanten van de bijzondere positie van de Republiek in de zeventiende eeuw te illustreren, staatkundig, economisch en cultureel.
Leg dit uit, telkens met een verwijzing naar de bron.

Slide 8 - Open vraag

Veel buitenlandse bezoekers van de Republiek verbaasden zich erover dat op de schilderijen van de Hollandse meesters vooral burgers werden geportretteerd. Geef voor deze verbazing een verklaring vanuit de bijzondere politieke structuur van de Republiek in vergelijking met het buitenland.

Slide 9 - Open vraag

Een bewering: De economie van de Republiek had veel te danken aan immigranten.
Ondersteun deze bewering door een reden te noemen waardoor vluchtelingen uit Antwerpen bijdroegen aan die economische bloei.

Slide 10 - Open vraag

Licht de bron toe, door uit deze vier gegevens: 
A. één gegeven te kiezen en daarmee aan te geven wat de bijzondere plaats in staatkundig opzicht van de Republiek was en
B. een ander gegeven te kiezen en daarmee de bloei in cultureel opzicht van de Republiek zichtbaar te maken.

Slide 11 - Open vraag

Bij deze vier gegevens over Maerten Soolmans en Oopjen Coppit passen de begrippen 'moedernegotie' en 'de Nederlandse Opstand'.
Toon het verband aan tussen: één van deze gegevens en de moedernegotie en een ander gegeven en de Nederlandse Opstand.

Slide 12 - Open vraag

Een bewering: De eis van de machthebbers van Silebar komt voort uit de volmacht die de VOC krijgt van de Staten-Generaal. Leg dit uit door aan te geven: zonder bron welke volmacht de VOC in 1602 kreeg en met bron welke eis de machthebbers van Silebar stellen en wat hieruit kan worden afgeleid over het optreden van de VOC in Indonesië.

Slide 13 - Open vraag

De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg heeft
Maarten Luther laat in Wittenberg (zogenaamde mythe van stellingen op de kerkdeur) weten dat hij de machtsaanspraken en zelfgemaakte wetten en regels van de kerk onjuist vindt. Alleen de bijbel (sola scriptura) is richtinggevend en alleen het geloof (sola fide) kan de mens rechtvaardigen via oprecht berouw ten aanzien van God (geen tussenkomst priester is nodig). De godsdienstdiscussie leidt tot grote spanningen, strijd en een splitsing van de kerk in een rooms-katholieke en een protestantse richting. In de Nederlanden krijgt Johannes Calvijn meer volgers dan Luther. Calvijn vindt namelijk dat lagere overheden zich mogen verzetten tegen een hogere overheid (koning of landsheer), als deze de geboden van God niet goed navolgt. Geloof hoort bij Calvijn bij bestuur.

Slide 14 - Tekstslide

Het conflict in de Nederlanden dat resulteert in de stichting van een Nederlandse staat
Voor het uitbreken van de opstand in 1568 in de Nederlanden zijn twee belangrijke oorzaken aan te wijzen: 1. De centralisatiepolitiek van Karel V en Filips II waardoor privileges van edelen en steden in de Nederlandse gewesten worden bedreigd. 2. De afkeer onder protestanten en katholieken tegen de steeds gewelddadiger en intensiever wordende kettervervolging in de Nederlandse gewesten. 
Het conflict met Spanje loopt zo hoog op dat er in 1581 het Plakkaat van Verlatinge wordt opgesteld waarin Nederlandse edelen vastleggen dat ze het gezag van de Spaanse koning niet langer erkennen. Na mislukte pogingen om een andere vorst te vinden, besluiten de Staten-Generaal in 1588 dat het gebied ook zonder vorst bestuurd kan worden. De Republiek der Zeven Provinciën wordt uitgeroepen. 

Slide 15 - Tekstslide

De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
Belangrijke oorzaken voor de Gouden Eeuw met economische voorspoed voor de Republiek der Nederlanden waren: de moedernegotie (graanhandel via de Oostzee die Holland veel winst opleverde en van Amsterdam een belangrijke stapelmarkt van West-Europa maakte). Ook was er al snel sprake van commerciële landbouw en handel door het ontbreken van een feodale (middeleeuwse) traditie. Hierdoor kreeg ondernemerschap veel ruimte. Ook was er de aanwezigheid van bruikbare waterwegen. Door de religieuze tolerantie die er heerste kwamen er ook veel migranten naar de Republiek die een bijdrage leverden aan de handel en nijverheid. De noodzaak voor geld verdienen was groot voor de Republiek. Zo moest de oorlog met Spanje worden bekostigd. Als gevolg van deze economische voorspoed ontstond in de Republiek een burgerlijke cultuur met veel aandacht voor luxeartikelen, kunst en wetenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
De overzeese expansie leidde in de 16e en 17e eeuw tot wereldwijde handelscontacten. West-Europese kooplieden zochten contact met handelaren in Azië, Amerika en Afrika. Overheden gingen particuliere ondernemingen dwingen om meer te gaan samenwerken. Deze ondernemingen kregen uiteindelijk een monopoliepositie. Zo richtte Engeland de East India Company (1600) op. In Nederland woerden de VOC (1602) en later de WIC (1621) opgericht. In Oost-Indië ging de VOC handelen in specerijen en later ook in textiel, thee en koffie.  De WIC dreef handel tussen de kust van West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika. De Kaapvaart (piraterij) zorgde voor het aanvallen en buitmaken van koopvaardijschepen van de vijand en de handel in slaven, goud, tabak en suiker.

Slide 17 - Tekstslide