Op niveau blok 1 over taal.

Woordenschat
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide



Stappenplan moeilijke woorden

  • Als je een tekst leest, kom je altijd wel woorden tegen die  je niet kent.
  • Soms begrijp je daardoor de tekst niet goed. 
  • Gebruik dan het stappenplan moeilijke woorden om achter de betekenis van het woord te komen

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 3 - Tekstslide

Synoniemen 
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
 Bijvoorbeeld smerig en vies of snel en vlug.
 Als je synoniemen kent, hoef je niet steeds hetzelfde woord voor het hetzelfde te gebruiken. Dat maakt je teksten leuker en vaak ook beter. 


Maar let op: deze soort woorden betekenen niet altijd precies hetzelfde. Giechelen is bijvoorbeeld lachen, maar zacht lachen. Schateren is heel hard lachen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen?

Slide 5 - Open vraag

Samenstellingen (2) 
Je hebt geleerd dat je nieuwe woorden kunt maken door twee of meer woorden aan elkaar te plakken. 
Een taart met vruchten = vruchtentaart 
 Hotel met drie sterren = driesterrenhotel. 
Een woord dat uit twee of meer woorden bestaat, noem je een samenstelling. Kijk bij een lang woord uit welke woorden het woord bestaat. Dan begrijp en onthoud je het woord vaak beter.

Slide 6 - Tekstslide

Uitdrukkingen 

Aan iemands lippen hangen en het komt me de neus uit. 
De Nederlandse taal zit vol met zulke uitdrukkingen. De uitdrukkingen maken de taal leuk, maar soms ook moeilijker. 
Uitdrukkingen zijn voorbeelden van figuurlijke taal: de woorden worden in een andere betekenis gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Zo zoek je een uitdrukking op in het woordenboek: 

Kies het belangrijkste woord van de uitdrukking. 
Zoek dat woord op. 
Heb je de uitdrukking niet gevonden? Zoek dan bij een ander woord in de uitdrukking.

Aan iemands lippen hangen

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk over taal
Maak de zelftoetsen van blok 1 en 2 


Slide 9 - Tekstslide

Bekijk je resultaat en maak de opdracht(en) die eventueel geadviseerd worden.  
Let op: Je kunt niets meer aan je resultaat veranderen als je de toets inlevert.
Volgende week vrijdag afhebben.

Slide 10 - Tekstslide

Succes!

Slide 11 - Tekstslide