11 Herhaling

- Breuken vereenvoudigen en optellen / aftrekken (kader)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

- Breuken vereenvoudigen en optellen / aftrekken (kader)

Slide 1 - Tekstslide

HERHALEN:
*Alles wat je in dit hoofdstuk geleerd hebt, komt nu in deze lessonup.

*Maak alle 34 vragen snel, maximaal 20 seconde per vraag.

*Concentreer je dus goed. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een decimaal getal?

Slide 3 - Woordweb

Hoeveel decimale heeft het getal?
2
3
4
3,4
2,333
1,5590
0,20

Slide 4 - Sleepvraag

Rond af op 1 decimaal
1,4495
A
1,4
B
1,45
C
1,5
D
1,44

Slide 5 - Quizvraag

Rond af op 1 decimaal:
0,345

Slide 6 - Open vraag

Rond af op 2 decimalen:
0,345

Slide 7 - Open vraag


A
1/4
B
4/3
C
4/1
D
3/4

Slide 8 - Quizvraag

1/2 deel
3/8 deel
5/6 deel
1/4 deel

Slide 9 - Sleepvraag


A
2/8
B
2/5
C
1/5
D
2/10

Slide 10 - Quizvraag

Breuken bestaan uit...
A
Boven en onder
B
Teller en noemer
C
Naam en achternaam
D
Vier cijfers

Slide 11 - Quizvraag


van 40 is ...
41
A
3
B
4
C
10
D
40

Slide 12 - Quizvraag


van 40 is.....
43
A
3
B
4
C
30
D
40

Slide 13 - Quizvraag


van 49 is...
76
A
7
B
70
C
42
D
6

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
101
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
1001
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
10001
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 17 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
109
A
9,0
B
0,9
C
0,09
D
0,009

Slide 18 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
1004
A
4
B
0,4
C
0,04
D
0,004

Slide 19 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
10003
A
0,03
B
0,3
C
0,0003
D
0,003

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf deze breuk als een decimaal getal:

= ...

10055
A
55
B
0,055
C
0,55
D
5500

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
0,0017
D
17,1000

Slide 22 - Quizvraag

Schrijf de breuk
als decimaal getal
A
21,9
B
2,119
C
2,19
D
0,21

Slide 23 - Quizvraag

gelijk aan
groter dan
Kleiner dan
ongelijk aan
=
>
<

Slide 24 - Sleepvraag

x 10 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 25 - Woordweb

x 100 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 26 - Woordweb

x 1000 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 27 - Woordweb

: 10 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 28 - Woordweb

: 100 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 29 - Woordweb

: 1000 betekent dat de komma ... plekken naar ... opschuift

Slide 30 - Woordweb

Je kunt vermenigvuldigen met 1000; 100; 10; 0,1; 0,01 en 0,001

78,295 : 100 = 0,78295
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Je kunt vermenigvuldigen met 000; 100; 10; 0,1; 0,01 en 0,001

78,295 x 100 = 78,29500
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Je kunt vermenigvuldigen met 000; 100; 10; 0,1; 0,01 en 0,001

78,295 : 10 = 7,8295
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Vereenvoudig
62
A
61
B
31
C
21
D
62

Slide 34 - Quizvraag

Bereken
85+82=
A
87
B
165
C
03
D
83

Slide 35 - Quizvraag


A
152
B
126
C
32
D
125

Slide 36 - Quizvraag