2KGT Th. Thema 5.6 + 5.7

 Genen en eiwitten
 Thema 5 extra stof 6 en 7
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Genen en eiwitten
 Thema 5 extra stof 6 en 7

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel extra stof 6:
- Je kunt uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Eiwitten
  • Een gen heeft info om eiwitten te maken.
  • Het gen geeft deze info aan de cel.
  • De cel maakt eiwit.
  • Zo regelen genen via eiwitten bepaalde eigenschappen in je fenotype
- door genen en eiwitten komt het genotype tot uiting in het fenotype

Slide 3 - Tekstslide

Van gen, naar eiwit, naar fenotype

Slide 4 - Tekstslide

Actief en niet actief
  • Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft.
  • Welke actief zijn hangt af van de plaats in het lichaam
- Voorbeeld: in levercellen zijn genen actief die ervoor zorgen dat de cellen gal produceren
  • Kleur ogen alleen actief in de ogen, niet in de lever.
  • Gen kan beetje tot erg actief zijn (zacht of hard staan). 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel extra stof 7:
- Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Biotechnologie:
Technieken waarbij organismen worden gebruikt voor het vervaardigen van producten voor de mens. B.v. gisten om brood te laten rijzen, bacteriën om yoghurt te maken. Hierin hoeft het DNA van de organismen niet veranderd te worden.
  
  - Recombinante-DNA-technieken: verzamelnaam voor alle technieken waarmee      het DNA van een organismen wordt veranderd. Het nieuwe DNA kan afkomstig      zijn van een ander soort organisme.

Voorbeeld: gezonde mensen hebben een gen dat info bevat voor de productie van insuline. Bacteriën hebben dit gen niet. DNA van dit gen is weggehaald uit de cellen van de mens en ingebracht bij bacteriën. Deze bacteriën kunnen nu insuline produceren. Waarvoor is deze insuline nodig?
Biotechnologie

Slide 8 - Tekstslide

Biotechnologie
 - Genetische modificatie: Veranderingen aanbrengen in het DNA.
     De mens verandert de erfelijke eigenschappen van andere soorten organismen.
     Een genetisch gemodificeerd organisme noem je: Transgeen. Hiervoor worden vaak             micro organismen gebruikt, soms ook planten en dieren. Wordt b.v. gebruikt in de                 landbouw en in de gezondheidszorg. Zie afb. 1 op blz. 163 voor voorbeelden. 
  - Crispr-cas: Techniek waarbij wijzigingen worden aangebracht in bestaande genen van 
     een organisme, ook wel Gene editing (gen aanpassing) en Gen therapie.
Voorbeeld: in de gezondheidszorg gebruiken ze gentherapie. Dat is het gebruik maken van gene-editingtechnieken om kapotte genen te repareren. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Genetisch gemodificeerde rijst
Deze ggo-rijst heeft een hoger proVitamineA-gehalte en kan worden ingezet tegen het vitamine A-gebrek in Azië, een kwaal waar veel kinderen aan lijden. 
Per jaar worden wereldwijd 500.000 kinderen blind door een gebrek aan vitamine A en de helft van hen sterft binnen het jaar. 

Nadeel is dat er nog niet genoeg onderzoek is gedaan naar het effect op de omgeving, biodiversiteit en de overname van natuurlijke zaden door kunstmatige zaden.


Slide 11 - Tekstslide

DNA-tests
  • Ieders DNA is uniek
  • Dat is heel handig bij misdaadbestrijding, hier worden DNA tests toegepast
  • DNA zit b.v. in huidschilfers, haren, sperma en bloed(sporen)
  • DNA-tests worden ook gebruikt om fraude met vlees op te lossen of om erfelijke ziekten op te sporen
  • Met DNA-verwantschapsonderzoek kun je onderzoeken of een man de biologische vader van een kind is.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wie was hier de dader?
A
verdachte 1
B
verdachte 2
C
verdachte 3
D
het slachtoffer

Slide 14 - Quizvraag