H5 Gramm WS

H5 Gr Woordsoorten
Soorten ww in samengestelde zinnen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 Gr Woordsoorten
Soorten ww in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

De negen kww zijn:

(zet een komma + spatie tussen de antw.)

Slide 2 - Open vraag

Lesdoel
- Aan het einde van de les kun je de werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- nakijken Gr ZD blz 125 opdr 2 en 3
- nakijken H4 Gr WS blz 126 opdr 1,2 en 5 
- voorkennis: zww, kww en hww
- oefenen
- zelf aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

In een enkelvoudige zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord óf één koppelwerkwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Er zitten meerdere kww in een enkelvoudige zin?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Herhaling theorie zww, hww en kww enkelvoudige zinnen:
Zo herken je het zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
1. In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord óf één koppelwerkwoord.
2. Als in een zin slechts één werkwoord staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord (bij een wg) of een koppelwerkwoord (bij een ng):
VB. – Ik stond (zww) laatst voor een poppenkraam.
VB. – Jan mijne man wordt (kww) ruiter.

Slide 10 - Tekstslide

Vervolg herhaling
Als er meer werkwoorden in de zin staan, is het belangrijkste ww  het zww of het kww. Deze staan vaak achter in de zin. 
Alle andere werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
VB. – Ik heb (hww) laatst voor een poppenkraam gestaan (zww).
VB. – Jan mijne man wou (hww) ruiter worden (kww).

Slide 11 - Tekstslide

Mag jij vuurwerk afsteken?
Afsteken =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 12 - Quizvraag

Mag jij vuurwerk afsteken?
Mag =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft een nieuwe auto.
heeft =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 14 - Quizvraag

De meeste leraren zijn aardig
zijn =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 15 - Quizvraag

Zww, kww en hww in samengestelde zinnen
Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen
Vb.‘Later is allang begonnen’ is een elpee van Klein Orkest en Harrie Jekkers zingt op die plaat dat je levend voor morgen nú je toekomst zult kwijtraken.

1.1. ‘Later is allang begonnen’ is een elpee van Klein Orkest 
1.2. Harrie Jekkers zingt op die plaat
1.3. dat je levend voor morgen nú je toekomst zult kwijtraken.

Stap 2 : Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast. Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde? 
Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe. 

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde 

Belangrijkste werkwoord = zww, er zit altijd één zww in de zin. Zit er maar ww in de zin dan is het automatisch zww. 

zww = geeft aan wat je 'doet' 

Overige ww zijn hww
Naamwoordelijk gezegde

Belangrijkste werkwoord = kww, er zit altijd één kww in de zin. Zit er maar 1 ww in de zin dan is het automatisch kww. 

Is het een van de negen kww? 

Overige ww zijn hww 

Slide 17 - Tekstslide

De buurvrouw vroeg mij of ik haar hond wilde uitlaten, omdat ze ziek was geworden.

Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 18 - Open vraag

Zin 1: De buurvrouw vroeg mij
Zin 2: of ik haar hond wilde uitlaten
Zin 3: omdat ze ziek was geworden
Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 19 - Open vraag

Zin 1: De buurvrouw vroeg mij
Zin 2: of ik haar hond wilde uitlaten
Zin 3: omdat ze ziek was geworden

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 20 - Open vraag

Wanneer je met een auto in het water terechtkomt, moet je snel een raampje openen, opdat je daardoor kunt ontsnappen.
Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 21 - Open vraag

Wanneer je met een auto in het water terechtkomt, moet je snel een raampje openen, opdat je daardoor kunt ontsnappen.

Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 22 - Open vraag

Wanneer je met een auto in het water terechtkomt, moet je snel een raampje openen, opdat je daardoor kunt ontsnappen.

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 23 - Open vraag

Dat er 45.000 jaar geleden zo'n 70.000 neanderthalers in Eurazië leefden, is duidelijk geworden, nadat hun erfelijke variatie was onderzocht.

Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 24 - Open vraag

Dat er 45.000 jaar geleden zo'n 70.000 neanderthalers in Eurazië leefden, is duidelijk geworden, nadat hun erfelijke variatie was onderzocht.

Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 25 - Open vraag

Dat er 45.000 jaar geleden zo'n 70.000 neanderthalers in Eurazië leefden, is duidelijk geworden, nadat hun erfelijke variatie was onderzocht.

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 26 - Open vraag

Extra oefenen? 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je de werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 
Behaald?

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
maken blz 159 opdr 2, 3 en 5

Slide 30 - Tekstslide