V4 - TH4 evolutie - BS5

Thema 4
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even kort een herhaal momentje...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ontstaan van leven: theorieën
  1. oersoep
  2. black smokers
  3. uit de ruimte

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eerste leven: prokaryoten
simpele eencelligen: 
  • zonder celkern
  • zonder organellen 

-> circulair DNA/los RNA 
-> anaeroob -> leven zonder zuurstof!
-> heterotroof 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

cyanobacterië
  • eerste bacteriën!
  • autotroof -> dus maken zelf organische stoffen uit anorganische
  • produceren zuurstof!!! 
-> zuurstof was giftig voor de anaerobe levensvormen!
-> langzaam werden de zeeën overgenomen door de aerobe autotrofe bacteriën en maakten de zeeën steeds zuurstof rijker (2 miljard jaar geleden)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taxon / taxa
indelingseenheid die gezamenlijk een groep vormen
Indeling in rijken
op basis van celmorfologie
achterhaald en niet meer actueel
Indeling in domeinen
op basis van celmorfologie en moleculaire homologie
moderner maar omstreden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 domeinen
- bacterien
- archaebacterien
- eukaryoten

deze zijn opgedeeld in 5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten 
- planten
- schimmels
- dieren

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
  • uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie
  • opnemen van plasmiden

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten

soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen misconcept over de evolutie?
A
je kan zelf evolueren
B
dieren met dezelfde uiterlijke kenmerken zijn altijd verwant
C
de sterkte wint altijd in de evolutie
D
evolutionaire veranderingen nemen generaties in beslag

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste beschrijving van fitness in het kader van de evolutie?
A
Fitness is een sport waardoor je sterker wordt en je nakomelingen geboren zullen worden met grotere spierballen.
B
Fitness is wie het wie de grootste mond heeft, zo meer opvalt in de populatie en sneller in gevecht gaat.
C
Fitness is de mate waarin organismen zijn aangepast aan hun omgeving en in staat zijn om hun genen door te geven aan de volgende generaties.
D
Fitness in de evolutie is de mate waarin organisme in staat zijn zo min mogelijk te veranderen en zich aan te passen aan de veranderende omgeving.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eukaryoten
celkern met DNA

Vaak:
  • meercellig
  • weefsels + organen

schimmels; planten; dieren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmels
heterotroof: geen chlorofyl

eencellige schimmels: gist
meercellige: schimmeldraden (hyfen)

voortplanting: sporen

functie: afbraak van organische stoffen
gebruik: gist (brood/bier/wijn); paddenstoelen; productie antibiotica (penicilline); kaas


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dieren
geen celwanden!
heterotroof: geen chlorofyl
bijna allemaal diploid
criteria indeling dierenrijk:
  • eencellig of meercellig
  • symmetrie
  • skelet soort
  • genetische overeenkomsten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleedpotige
meeste soorten in het dierenrijk (meer dan miljoen)
o.a. insecten
uitwendig skelet -> chitine groei alleen mogelijk tijdens vervellingen
metamorfoses -> gedaanteverwisseling van 
                                      larve  -> pop -> imago (volwassen insect)
eitjes worden gelegd na paring en begint cyclus opnieuw

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eencelligen eukaryoten
celkenmerken van dieren
trilhaardiertjes:
  • pantoffeldiertje en amoebe
  • geen celwand,
  • geen fotosynthese
eten bijvoorbeeld: bacteriën 
trilhaardiertjes


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1744-1829

1809-1882

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere oorzaken van evolutie
  1. natuurlijke selectie
  2. gene flow  (BS7)
  3. seksuele selectie (non-random mating) (BS6)
  4. kunstmatige selectie / geografische isolatie (BS7)
  5. founder effect  (BS7)
  6. bottleneck effect (BS6)
  7. genetic drift (BS6)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten evolutie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 4
BS5 
Onderzoek naar 
evolutie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen BS 5
Na deze les kun je: 
  • enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap beschrijven. 
  • herkennen of een evolutionaire ontwikkeling een voorbeeld is van homologie of analogie.
  • omschrijven wat een rudimentaire orgaan is en hoe ze kunnen ontstaan.
  • een stamboom (cladogram) aflezen en construeren. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen BS5
anatomie
homoloog
analoog
rudimentaire organen / rudimenten
clade
cladogram
cladistiek

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten evolutie (BS4)
divergente: 2 eigenschappen veranderen van elkaar in dezelfde soort 
parallel: 2 eigenschappen ontstaan tegelijk in dezelfde soort
convergente: 2 eigenschappen ontstaan los van elkaar in 2 soorten


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten evolutie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anatomie
bouw en functie van het organisme en delen daarvan

- hieruit kan je conclusies trekken over verwantschap
- organen die overeenkomen in vorm maar niet in functie zijn homoloog 
- organen die overeenkomen in functie maar niet in vorm zijn analoog
- organen die de functie hebben verloren: rudimentaire organen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homologe organen
organen die overeenkomen 
in vorm maar niet in functie 

-> botten in plaatje hebben
hetzelfde bouwplan

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analoge organen
organen die overeenkomen in functie maar niet in vorm 

-> walvis, pinguïn en vis hebben een overeenkomstige vorm, maar ze zijn niet verwant  

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homologie <-> analogie
homologie
  • zelfde ontstaansgeschiedenis
  • zelfde bouwplan
  • verschillende functies
  • (divergente evolutie)
verwantschap
analogie
  • verschillende ontstaansgeschiedenis
  • verschillend bouwplan
  • zelfde functies
  • (convergente evolutie)
geen verwantschap

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rudimentaire organen
organen die de functie hebben verloren: rudimentaire organen
ontstaan opdezelfde mannier als homologe organen, maar hebben de functie niet meer. -> kunnen zelfs verdwijnen!

-> bekken bij walvis,
mensen: staartbeentje, 
blindedarm

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rudimentaire organen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homologie <-> analogie
homologie
  • zelfde ontstaansgeschiedenis
  • zelfde bouwplan
  • verschillende functies

verwantschap
analogie
  • verschillende ontstaansgeschiedenis
  • verschillend bouwplan
  • zelfde functies

geen verwantschap

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Zijn de voorpoot van de krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen? 
analoog
homoloog

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Zijn de vleugel van een vleermuis  en de vleugel van een vlieg homologe of analoge organen?
analoog
homoloog

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de poten van insecten en de poten van zoogdieren homologe of analoge organen? 
analoog
homoloog

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vleugels van de pinguïn (zoogdier) is een voorbeeld van ... vergeleken met de vleugels van een vogel.
A
homologe organen
B
analoge organen
C
rudimentaire organen

Slide 36 - Quizvraag

Door aanpassing aan het milieu kunnen organen tijdens de evolutie hun functie verliezen en dan niet meer uitgroeien tot volledig orgaan. Deze organen kunnen dan zelfs in de loop van de evolutie verdwijnen. Soms zijn nog resten van deze organen bij een organisme terug te vinden als rudimenten. Rudimentaire organen hebben geen enkele functie meer voor het organisme. Bekende voorbeelden van rudimentaire organen zijn het bekken bij een walvis, pootresten bij een python en de blinde darm bij de mens. De vleugels van een pinguïn zijn niet rudimentair. Een rudimentair orgaan heeft geen duidelijke functie meer. Vleugels van een pinguïn worden weliswaar niet meer gebruikt als vleugels, maar kregen een nieuwe functie bij het zwemmen. De vleugels van een pinguïn en de vleugels van andere vogels zijn voorbeelden van homologe organen. Homologe organen vertonen overeenkomst in bouw en hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze maar kregen door aanpassing aan verschillende milieus een andere functie.

Stambomen - cladistiek
tot ver 20e  eeuw -> alleen  uiterlijke kenmerken

rond 1970 onderzoek naar cytochroom c -> mitochondrien
-> rRNA vergelijking

rond 1990 indeling in 3 domeinen:
-> bacteriën, archaea en eukaryoten



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stambomen - cladistiek
tot ver 20e  eeuw -> uiterlijke kenmerken

rond 1970 onderzoek naar cytochroom c -> mitochondrien
-> rRNA vergelijking

rond 1990 indeling in 3 domeinen:
-> bacteriën, archaea en eukaryoten

nu meer op basis van DNA sequenties!
(1e genoom: $1.000.000.000,-  (1990-2003)
2020 zo'n $1000,- in 1 dag)


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stambomen - LET OP!!
Let op wat de basis is van de stamboom!! 
rRNA, DNA of eiwitten??? 

    Hierdoor kunnen cladogrammen er totaal verschillend uitzien!
    • Een recente ontdekking op basis van indeling in moleculaire homologie laat zien dat walvissen zeer nauw verwant zijn aan hoefdieren.
    • Een blauwe vinvis is nauwer verwant aan een giraffe dan aan een haai.

    Meeste stambomen geven geen tijdsindicatie! (Tenzij vermeld!!!) 
    • dus wanneer de splitsing heeft plaatsgevonden

    Slide 39 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Cladogram vs. Fylogram
    Cladogram
    • geeft verwantschap tussen clades weer
    • lengte van clades hebben geen betekenis
    Een cladogram geeft GEEN informatie over verloop van tijd 
    Fylogram
    • geeft verwantschap tussen clades weer
    • lengte van clades geeft aan hoeveel tijd er in de evolutie verlopen is
    Een fylogram geeft WEL informatie over verloop van tijd 

    Slide 40 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    In welk cladogram zijn C en D het meest verwant aan elkaar én zijn zij het meest verwant aan soort E in vergelijking met. soorten A en B?

    Slide 41 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    even oefenen met stambomen

    Slide 42 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Met welk dier is Parasaurolophus het meest verwant?
    A
    Stegosaurus
    B
    Pachycephalosaurus

    Slide 43 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Zijn varens meer verwant aan paardenstaarten of aan naaktzadigen
    A
    Varens zijn meer verwant aan naaktzadigen
    B
    Varens zijn meer verwant aan paardenstaarten
    C
    Naaktzadigen zijn meer verwant aan paardenstaarten
    D
    Naaktzadigen zijn meer verwant aan wolfsklauwen

    Slide 44 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke conclusie kan je trekken uit de figuur?
    A
    Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten
    B
    Archaea en eukaryoten zijn meer aan elkaar verwant dan eukaryoten en bacteriën
    C
    Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten

    Slide 45 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    is de hert meer verwant aan de nijlpaard of giraf?
    A
    nijlpaard
    B
    giraf

    Slide 46 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke organismen zijn meer verwant?
    A
    Kip - eend
    B
    Duif - eend
    C
    kip - duif
    D
    pinguïn - kip

    Slide 47 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke organismen zijn meer verwant?
    A
    schildpad - duif
    B
    duif - konijn

    Slide 48 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Huiswerk
    • opdracht 58 t/m 71

    • fijne reis en vakantie! 

    Slide 49 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies