Oefenexamen 2017, vraag 31 t/m 45

Oefenexamen 2017
vraag 31 t/m 45
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenexamen 2017
vraag 31 t/m 45

Slide 1 - Tekstslide

31. In alinea 1 is sprake van een probleem en een gevolg daarvan. Vat dit probleem en gevolg samen.

Slide 2 - Open vraag

32. Formuleer in eigen woorden van welk probleem er nog meer sprake is volgens de tekst.

Slide 3 - Open vraag

33.
A
alleen 1, 2 en 3
B
alleen 1, 2 en 4
C
alleen 1, 3 en 4
D
alleen 2, 3 en 4

Slide 4 - Quizvraag

34. Met welk argumentatieschema wordt dit standpunt vooral onderbouwd?
A
autoriteit
B
een oorzaak-gevolgrelatie
C
kenmerk of eigenschap
D
voor- en nadelen

Slide 5 - Quizvraag

35. Leg uit waarom het moeite kost om kritisch te zijn volgens tekst 3.

Slide 6 - Open vraag

36. Welke van de onderstaande zinnen omschrijft het best de hoofdgedachte van tekst 3?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quizvraag

37. Leg uit wat volgens tekstfragment 1 de rol van journalisten is in het ontstaan van dat idee.

Slide 8 - Open vraag

38. Welke reden sluit aan bij de manier waarop in tekst 3 over het uiten van meningen wordt gedacht?

Slide 9 - Open vraag

39. Met welk woord kan de gevoelswaarde die uit deze reacties spreekt het best omschreven worden?
A
bezorgdheid
B
opluchting
C
sarcasme
D
verwondering

Slide 10 - Quizvraag

40. Welk van de onderstaande zinnen omschrijft het best wat hiermee bedoeld wordt?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quizvraag

41. Met welk begrip kan het verband tussen alinea 4 en het tweede deel van alinea 3 het best beschreven worden?
A
argument
B
samenvatting
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

42. Volgens alinea 4 kunnen zowel docenten als leerlingen zich geen uitdagende kleding permitteren.

Slide 13 - Open vraag

43. Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van tekst 4 het best weer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag

44. Wat voor argumentatieschema wordt vooral gebruikt in tekst 4?
A
een oorzaak-gevolgrelatie
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 15 - Quizvraag

45. Welke drie beweringen moeten worden opgenomen in een korte samenvatting van tekst 4?

Slide 16 - Open vraag

Hoe heb je het maken van het examen ervaren?

Slide 17 - Open vraag

Hoelang ben je in totaal met dit oefenexamen bezig geweest?
A
tussen 0 en 1 uur
B
tussen 1 en 2 uur
C
tussen 2 en 3 uur
D
meer dan 3 uur

Slide 18 - Quizvraag

Welke vragen/opmerkingen heb je over het oefenen van het examen?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Welk cijfer zou je gehaald hebben?
A
tussen 1 en 3,5
B
tussen 3,5 en 5,5
C
tussen 5,5 en 7,5
D
tussen 7,5 en 10

Slide 21 - Quizvraag