Lesson 5

English

Textbook

Workbook

Notebook

Laptop

Diary

Pencil case

Previous lesson...

We talked about plural (meervoud).

How to say there is more of something.

We talked about wish cards.

Write down the plural of 'table'

Write down the plural of 'horse'

Write down the plural of 'wish'

Hoe zeg je dat er meer van iets is?

Page: 59

1 ticket = 2 tickets

1 picture = 2 pictures

1 bus = 2 buses

1 box = 2 boxes

Rule:

Plak er altijd een s achter.

Eindigt het woord al op een -s KLANK, plak er es achter.

Today we will learn...

how to say what you are doing right now!

Welke werkwoordsvorm kennen we al?

Willianne eet iedere dag een appel.

Wènoa kijkt iedere avond voor het slapen gaan tv.

Roy speelt altijd een spelletje als hij op de bus wacht.

Jordy maakt altijd op zondag zijn huiswerk.

Welke werkwoordsvorm kennen we al?

Willianne eet iedere dag een appel.

Willianne eats

Wènoa kijkt iedere avond voor het slapen gaan tv.

Wènoa watches

Roy speelt altijd een spelletje als hij op de bus wacht.

Roy plays

Jordy doet altijd op zondag zijn huiswerk.

Jordy does

Welke werkwoordsvorm kennen we al?

Willianne eet iedere dag een appel.

She eats

Wènoa kijkt iedere avond voor het slapen gaan tv.

She watches

Roy speelt altijd een spelletje als hij op de bus wacht.

He plays

Jordy doet altijd op zondag zijn huiswerk.

He does

Op een rijtje...

I look

You look

He/she/it looks

We look

They look 

You look

NOW...

Iets anders...

Wat nou als, iets NU aan de gang is? 

NU NU NU!

NUUUUUUUUUUUUUUUUUUUUU!

Zij is aan het zingen.

Hij is aan het lachen.

Hij is aan het springen.

Hij is aan het vissen.

Als iets nu gebeurt, zeg je ...

persoon + ben/bent/is/zijn + aan het + werkwoord.

Ik + ben + aan het + uitleggen.

Jij + bent + aan het + opschrijven.

Hij + is + aan het + leren.

Jullie + zijn + aan het + luisteren.

In English?

She is singing.

He is laughing.

He is jumping.

He is fishing.

Wat valt je op?
He is fishing / She is singing / He is jumping / He is laughing.

In English you say...

Persoon + am/is/are + werkwoord + ing.

I + am + teach + ing = I am teaching

She + is + listen + ing = She is listening

They + are + laugh + ing = They are laughing

More examples

I am walking

She is watching

He is dancing

It is playing

We are searching

They are looking

You are learning

Welke is juist?

1. I am living
2. I living
3. I am live
4. I is living

Welke is juist?

1. She are dancing
2. She dancing
3. She is dancing
4. She is dance

Welke is juist?

1. They pooping
2. They is pooping
3. They are poopingen
4. They are pooping

Welke is juist?

1. He eating
2. He is eating
3. He are eating
4. He is eat

Now you!
Hoe schrijf je: Ik ben aan het eten (eat).

Now you!
Hoe schrijf je: Wij zijn aan het leren (learn).

Now you!
Hoe schrijf je: Zij is aan het dansen (dance).

Homework: Copy words of block 5 of the yellow pages (Unit 4)

Done?

Do lesson 4.

Also extra practice.

Today we've learned...

...how to say what you are doing right now.

What did you learn?