Verwijswoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Samenhang in je tekst

Verwijswoorden

Verschillende soortenverwijswoorden

Persoonlijke voornaamwoorden (hij, zij etc)

Aanwijzende voornaamwoorden (die, deze, dit, dat)

Bezittelijke voornaamwoorden (hun, hem, haar, hen)

Betrekkelijke voornaamwoorden (dat, wat, wie)

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

Welke aanwijzend voornaamwoorden gebruik je bij de-woorden?

1. dit, die
2. die, deze
3. deze, dat
4. dit, dat

Welke aanwijzend voornaamwoorden gebruik je voor 'het kind'?

1. dat, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''

1. dat
2. dit
3. deze
4. die

Het is de vraag of de politie van Rotterdam ... imago op korte termijn kan verbeteren.

1. Hem
2. haar

De nieuwe bibliotheek opent komende zaterdat voor het eerst... deuren

1. zijn
2. haar

De het makelaarsbureau heeft gisteren met trots ... jaarrekening gepresenteerd

1. zijn
2. haar

De rijksoverheid heeft ... adviesrapport over de aanpak van cybercrime recentelijk openbaar gemaakt.

1. zijn
2. haar

 Hen

- wanneer er een voorzetsel voor staat 

(met hen, voor hen, achter hen). Let op: hen is dan een persoonlijk voornaamwoord

- als het een lijdend voorwerp is (wie/ wat + gez en onw. )

Ik stuur een kaart aan ....

1. hen
2. hun

Dankzij ... ben ik op tijd.

1. hun
2. hen

Ik heb ... maar even gezien.

1. hun
2. hen

De mensen stonden om ... heen.

1. hen
2. hun

Hun

- wanneer het een bezittelijk voornaamwoord is

 (je kunt ook "mijn" invullen op die plek)

- wanneer het een meewerkend voorwerp is 

(antwoord op de vraag: aan wie of voor wie?) Het meewerkend voorwerp krijgt iets, ontvangt iets. 

Ik stuur ... een kaart.

1. hen
2. hun

De tranen stonden ... in de ogen.

1. hun
2. hen

Hij schonk ... een kopje koffie in.

1. hun
2. hen

... advies is in ... eigen belang.

1. hen, hun
2. hun, hen
3. hun, hun
4. hen, hen

De mensen..... ze tijdens de reis dagelijks optrok, ziet ze nu nog steeds wel eens

1. waarmee
2. met wie

De planten ... de bladeren verdord zijn, moeten apart gezet worden

1. waarvan
2. van wie

Alles......je hier ziet, is te koop

1. dat
2. wat

De vrouw ervoer veel eenzaamheid, .... ons erg aan het hard ging.

1. dat
2. wat

Opdrachten

Maak de opdrachten van Formuleren (verwijswoorden).