Tussenstop 2 - kortfilm Two Strangers

kortfilm Two Strangers
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

kortfilm Two Strangers

Slide 1 - Tekstslide

Welk verhaal verwacht je? 
pg.136

Slide 2 - Tekstslide

Stel de w-vragen bij deze foto:
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
Wat weet je over BLM?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over BLM?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

17 juni 2021

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bespreek
pg.136

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kortfilm Two Strangers

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bespreek
pg.137

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.137

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verhaalelementen
Google Classroom:
  • Vragen over verhaalelementen
  • PDF met theorie
  • Werk per twee:

  • 1 ingevuld document per duo is genoeg

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaalelementen
Je leert enkele begrippen die je nodig hebt om te praten over hoe je een verhaal beleeft. Deze begrippen gebruiken we ook om te praten over literatuur. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.Personages
Bij personages heb je rollen en types. 
Rollen: protagonist, antagonist en nevenpersonages
  • Je hebt twee protagonisten in het verhaal. Het wordt vanuit beide standpunten getoond. 
types:
  • ronde personages - een personage met complexe emoties en een persoonlijkheid die genuanceerd is met zowel goede als slechte karaktereigenschappen. Het personage maakt een ontwikkeling door in het verhaal. Je kent de gedachtes en je komt te weten waarom het bepaalde keuzes maakt. 
  • vlakke personages - een personage met weinig tot geen complexe emoties. Het personage maakt geen ontwikkeling door gedurende het verhaal en het wordt maar oppervlakkig beschreven. 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typering
1.1 Welk personage verandert het meest tijdens het verhaal? 
1.2 Zijn Alistair en Samir vlakke of ronde personages? Bespreek de typering van beide personages en geef een voorbeeld. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.Ruimte
Geografische ruimte
  • De concrete plaats waar het verhaal zich afspeelt. 
Sferische ruimte
  • wanneer de ruimte een bepaalde sfeer schept die de gebeurtenissen ondersteunt. 
Symbolische ruimte
  • wanneer de ruimte symbool staat voor een achterliggend idee/thema of wanneer de ruimte een personage karakteriseert. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de geografische ruimte in de kortfilm?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Sferische ruimte 
2.2 Hoe wordt deze ruimte ingezet om sfeer te scheppen?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolische ruimte
2.3 Waarvoor staat de bankautomaat symbool in de karakterisering en ontwikkeling van Alistair? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.Tijd
verhouding tussen reëel tijdsverloop en verloop binnen het verhaal:
  • verteltijd = de tijd die nodig is om een (deel van het) verhaal te lezen (in dit geval: bekijken)
  • vertelde tijd = de tijd die verstrijkt binnen (een gedeelte van) het verhaal. 




verhouding:
verteltijd even lang als vertelde tijd → gelijktijdigheid
verteltijd korter dan vertelde tijd → tijdversnelling / tijdsprongen
verteltijd langer dan  vertelde tijd → tijdvertraging

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

02:20
twee ontmoetingen
pg.138
bespreek

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

04:27
Welke vraag stel je je aan het einde van dit fragment?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

07:45
Hoe sta jij tegenover de personages na het bekijken van dit fragment? antwoord in volzinnen!

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10:33
pg.140

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

07:45
pg.139

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

04:27
twee protagonisten
Wie zijn de twee hoofdpersonages?
Om wie draait het verhaal? 
Omschrijf ze
pg.137

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

04:27
twee protagonisten
Wie zijn de twee hoofdpersonages?
Om wie draait het verhaal? 
Omschrijf ze
pg.137
timer
2:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

02:20
10. Hoe voel je je na het bekijken van dit fragment? Kies één of meerdere toepasselijke bijvoeglijke naamwoorden en leg uit waarom je deze emotie hebt.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

04:27
twee ontmoetingen
pg.138
bespreek

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verteltijd van de kortfilm?

Slide 30 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
3.1 Wat is de verteltijd en de vertelde tijd in het verhaal? Hoe verhouden ze zich tegenover elkaar? 


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.Tijd
Chronologie = de volgorde van de gebeurtenissen 

1. chronologisch - de gebeurtenissen worden één na één weergegeven. De tijd binnen het verhaal loopt in voorwaartse richting. 

2. achronologisch - de vertelde tijd vertoont niet de normale chronologische volgorde:
  • teruggrijpen in de tijd - flashbacks (het verhaal wordt even onderbroken en je krijgt een blik in het verleden) of een personage kan terugdenken aan het verleden.
  • vooruitgaan in de tijd - flashforwards (vanuit het verhaalheden wordt een verwijzing naar de toekomst gegeven)


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
3.2 Wordt het verhaal chronologisch verteld? 

3.3  Waarom kiest de filmmaker voor die volgorde? 


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.Verhaaleinde
  • Open einde = de auteur geeft geen antwoord op de vragen die gedurende het verhaal worden opgeroepen. De lezer vult zelf in hoe dingen aflopen. 
  • Gesloten einde = de auteur geeft wel antwoord op de vragen die gedurende het verhaal de kop opsteken. De lezer weet hoe het verhaal afloopt en of de protagonist zijn doel bereikt. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaaleinde
4.1 Heeft de kortfilm een open of gesloten einde? 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema + boodschap
5.1 Wat is het thema van de kortfilm? 

5.2 Welke boodschap wil de regisseur meegeven? 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verhaalelementen
Je krijgt een correctiesleutel. Verbeter je antwoorden. 
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies