Werk & Werkloosheid (2e) H4. Werkloosheid

Werk & Werkloosheid
1. Werken of vrije tijd?
  • beroepsbevolking
  • p/a-ratio en participatiegraad
2. Moet de arbeidsparticipatie omhoog?
  • i/a-ratio en arbeidsparticipatie
3. Loonvorming
  • collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
  • prijscompensatie en reële loonstijging
  • indexcijfer loonkosten per product
4. Werkloosheid
  • conjuncturele en structurele werkloosheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Werk & Werkloosheid
1. Werken of vrije tijd?
  • beroepsbevolking
  • p/a-ratio en participatiegraad
2. Moet de arbeidsparticipatie omhoog?
  • i/a-ratio en arbeidsparticipatie
3. Loonvorming
  • collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
  • prijscompensatie en reële loonstijging
  • indexcijfer loonkosten per product
4. Werkloosheid
  • conjuncturele en structurele werkloosheid

Slide 1 - Tekstslide

Week 22 (vanaf 26 mei) 
Hoofdstuk 4. Werkloosheid
  • leerdoelen
  • instructie (werkloos, flexibilisering en wetgeving)
  • maakwerk: opdracht 4.1 t/m 4.5

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen H4. Werkloosheid
  • Ik kan de begrippen op pagina 38 omschrijven (zie ook LWEO). 
  • Ik kan uitleggen wat werkloosheid is en hoe deze ontstaat.
  • Ik uitleggen hoe soepel ontslagrecht doorwerkt op de kansen om ontslagen te worden en de kansen om aangenomen te worden.
  • Ik kan uitleggen waarom de hoogte van de werkloosheid op een bepaald moment niets zegt over de duur en het totale aantal mensen dat in een periode werkloos is geweest.















































Slide 3 - Tekstslide

Werkloos
Volgens het CBS ben je werkloos als je:
  1. tussen 15 en 75 jaar bent (potentiële beroepsbevolking)
  2. minder dan 1 uur per week werkt
  3. actief op zoek bent naar betaald werk voor 1 uur of meer
  4. en daarvoor direct beschikbaar bent
werkloosheidspercentage=beroepsbevolkingaantalwerklozen×100

Slide 4 - Tekstslide

Werkloosheid (cijfers)

Slide 5 - Tekstslide

Conjunctuur
Een economie kent tijden van hoge en lage economische groei of krimp.

Hoogconjunctuur;
  • economie groeit sterker dan gemiddeld

Laagconjunctuur
  • economie groeit zwakker dan gemiddeld

Slide 6 - Tekstslide

Conjunctuur en werk
Hoogconjunctuur:
  • veel bestedingen
  • hoog producenten- en consumentenvertrouwen
  • krappe arbeidsmarkt (vraag > aanbod)
  • er worden meer banen gecreëerd dan vernietigd

Laagconjunctuur
  • weinig bestedingen
  • laag producenten- en consumentenvertrouwen
  • ruime arbeidsmarkt (vraag < aanbod)
  • er worden meer banen vernietigd dan gecreëerd

Slide 7 - Tekstslide

Flexibilisering arbeidsmarkt
Een flexibele arbeidsmarkt is een belangrijke voorwaarde voor economische groei. Waarom?
  • minder werkloosheiduitkeringen en/of kosten van ontslaan
  • snellere opvulling vacatures

Standpunt voorstanders van flexibiliteit
  • bedrijven zullen sneller mensen aannemen, aangezien er geen risico van hoge loonkosten (per product) aan verbonden zit (makkelijk weer te ontslaan)
 
Standpunt tegenstanders van flexibiliteit
  • meer bescherming werknemers leidt tot een grotere toewijding en betrokkenheid van het personeel met het bedrijf, wat zal leiden tot hogere arbeidsproductiviteit

Slide 8 - Tekstslide

Flexibilisering (voor- & nadelen)
Voordelen vaste baan (voor de werknemer):
  • meer inkomenszekerheid, werkgever kan jou niet makkelijk ontslaan
  • bij ziekte twee jaar lang verzekerd van loon door werkgever
  • makkelijker om een hypotheek aan te vragen en pensioenopbouw

Een voordeel van een flexibele baan kan meer compensatie bovenop het loon zijn (meer risico).

Nadelen flexibele baan (voor de werknemer):
  • groter risico en meer onzekerheid door schommelingen in werkuren en inkomen
  • grotere kans op werkloosheid, geen recht op uitkering bij ziekte
  • minder kans op een hypotheek en geen of weinig pensioenopbouw


Slide 9 - Tekstslide

Flexibilisering (ontwikkeling)

Slide 10 - Tekstslide

Wetgeving
  • tijdelijk arbeidscontract: een tijdelijk arbeidscontract gaat  automatisch over in een vast arbeidscontract als een werknemer meer dan 3 opvolgende tijdelijke arbeidscontracten heeft gekregen
  • ontslagrecht: als een werknemer eenmaal een vast arbeidscontract dienst is, is het moeilijk om hem/haar te ontslaan en gaat het ontslag gepaard met hoge kosten
  • als je ontslagen wordt, heb je eerst recht op een WW-uitkering (WW = WerkloosheidsWet), deze moet je aanvragen bij het UWV en de hoogte en periode zijn afhankelijk van je arbeidsverleden
  • als de WW-periode is afgelopen kom je in de bijstand (ABW = Algemene BijstandsWet) terecht

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Maakwerk deze week

  • wat: opdracht 4.1 t/m 4.5
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 4.6 en 4.7

Slide 13 - Tekstslide

Werk & Werkloosheid
1. Werken of vrije tijd?
  • beroepsbevolking
  • p/a-ratio en participatiegraad
2. Moet de arbeidsparticipatie omhoog?
  • i/a-ratio en arbeidsparticipatie
3. Loonvorming
  • collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
  • prijscompensatie en reële loonstijging
  • indexcijfer loonkosten per product
4. Werkloosheid
  • conjuncturele en structurele werkloosheid

Slide 14 - Tekstslide

Week 20 (vanaf 12 mei) 
Hoofdstuk 4. Werkloosheid
  • terugblik vorige les (werkloos, flexibilisering en wetgeving)
  • leerdoelen
  • filmpje (soorten werkloosheid)
  • instructie (soorten, oorzaken en oplossingen werkloosheid)
  • klassikaal: opdracht 4.2, 4.3 en 4.4
  • maakwerk: opdracht 4.6 t/m 4.16

Slide 15 - Tekstslide

Werkloos
Volgens het CBS ben je werkloos als je:
  1. tussen 15 en 75 jaar bent (potentiële beroepsbevolking)
  2. minder dan 1 uur per week werkt
  3. actief op zoek bent naar betaald werk voor 1 uur of meer
  4. en daarvoor direct beschikbaar bent
werkloosheidspercentage=beroepsbevolkingaantalwerklozen×100

Slide 16 - Tekstslide

Conjunctuur en werk
Hoogconjunctuur:
  • veel bestedingen
  • hoog producenten- en consumentenvertrouwen
  • krappe arbeidsmarkt (vraag > aanbod)
  • er worden meer banen gecreëerd dan vernietigd

Laagconjunctuur
  • weinig bestedingen
  • laag producenten- en consumentenvertrouwen
  • ruime arbeidsmarkt (vraag < aanbod)
  • er worden meer banen vernietigd dan gecreëerd

Slide 17 - Tekstslide

Flexibilisering arbeidsmarkt
Een flexibele arbeidsmarkt is een belangrijke voorwaarde voor economische groei. Waarom?
  • minder werkloosheiduitkeringen en/of kosten van ontslaan
  • snellere opvulling vacatures

Standpunt voorstanders van flexibiliteit
  • bedrijven zullen sneller mensen aannemen, aangezien er geen risico van hoge loonkosten (per product) aan verbonden zit (makkelijk weer te ontslaan)
 
Standpunt tegenstanders van flexibiliteit
  • meer bescherming werknemers leidt tot een grotere toewijding en betrokkenheid van het personeel met het bedrijf, wat zal leiden tot hogere arbeidsproductiviteit

Slide 18 - Tekstslide

Wetgeving
  • tijdelijk arbeidscontract: een tijdelijk arbeidscontract gaat  automatisch over in een vast arbeidscontract als een werknemer meer dan 3 opvolgende tijdelijke arbeidscontracten heeft gekregen
  • ontslagrecht: als een werknemer eenmaal een vast arbeidscontract dienst is, is het moeilijk om hem/haar te ontslaan en gaat het ontslag gepaard met hoge kosten
  • als je ontslagen wordt, heb je eerst recht op een WW-uitkering (WW = WerkloosheidsWet), deze moet je aanvragen bij het UWV en de hoogte en periode zijn afhankelijk van je arbeidsverleden
  • als de WW-periode is afgelopen kom je in de bijstand (ABW = Algemene BijstandsWet) terecht

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 4.2, 4.3 en 4.4
4.2 Bereken m.b.v. tabel 4.1 het werkloosheidspercentage in 2021 in Nederland.
  • werkloosheid% = aantal werklozen / beroepsbevolking x 100% = 0,3 / (9,1 + 0,3) x 100% = 3,2%
4.3a Bereken de procentuele toename van het werkloosheidspercentage in 2013 t.o.v. 2008.
  • procentuele verandering = (nieuw - oud) / oud x 100% = (7,5 - 3,6) / 3,6 x 100% = 108, 3%
4.3b Leg uit waarom juist in deze periode de werkloosheid is toegenomen.
  • in 2008 begon de kredietcrisis, in deze periode verloren veel mensen kun baan
4.4a Toon met een berekening aan dat er in land A 6 miljoen mensen werkloos zijn.
  • 12 maanden x 500.000 = 6.000.000 werklozen
4.4b Bereken hoeveel mensen er in land B in dat jaar werkloos zijn geweest.
  • 1 jaar x 500.000 = 500.000 werklozen
4.4c In welk land is er nauwelijks ontslagbescherming.

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen H4. Werkloosheid
  • Ik kan de begrippen op pagina 38 omschrijven (zie ook LWEO). 
  • Ik kan uitleggen wat werkloosheid is en hoe deze ontstaat.
  • Ik uitleggen hoe soepel ontslagrecht doorwerkt op de kansen om ontslagen te worden en de kansen om aangenomen te worden.
  • Ik kan uitleggen waarom de hoogte van de werkloosheid op een bepaald moment niets zegt over de duur en het totale aantal mensen dat in een periode werkloos is geweest.
  • Ik kan de volgende soorten werkloosheid beschrijven: natuurlijke werkloosheid, frictie werkloosheid, structurele werkloosheid, conjuncturele werkloosheid.
  • Ik kan uitleggen waarom hoge looneisen tot werkloosheid kunnen leiden.
  • Ik kan berekeningen maken met de formule werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit.















































Slide 21 - Tekstslide

Filmpje
Filmpje van de EcoShow over 5 soorten werkloosheid.

Kijkvraag: welke 5 soorten van werkloosheid worden genoemd?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Filmpje
Filmpje van de EcoShow over 5 soorten werkloosheid.

Kijkvraag: welke 5 soorten van werkloosheid worden genoemd?
  1. conjuncturele werkloosheid (vraag)
  2. structurele werkloosheid (aanbod)
  3. seizoenswerkloosheid
  4. regionale werkloosheid
  5. frictie werkloosheid (tijd tussen 2 banen)

Slide 24 - Tekstslide

Werkloosheid (soorten)
Conjuncturele werkloosheid 
  • tijdelijk geringe bestedingen, deze vraag naar arbeid volgt de economische conjunctuur,
  • oplossingen: stimuleren bestedingen, anticyclisch begrotingsbeleid, verlagen rente

Natuurlijke werkloosheid
  • frictie werkloosheid = de tijd tussen 2 banen
  • structurele werkloosheid = structurele oorzaken zoals automatisering, mechanisering, hoge lonen (t.o.v. arbeidsproductiviteit zoals minimum loon) en verplaatsing naar het buitenland, de vraag naar deze arbeid komt niet meer terug,
  • oplossingen: opleiding, arbeidsmarkt flexibiliseren, verbetering arbeidsbemiddeling, verbetering arbeidsmobiliteit
werkgelegenheid=arbeidsproductiviteitproductie

Slide 25 - Tekstslide

Werkloosheid
Structurele, conjuncturele of frictie werkloosheid?
1. Het consumentenvertrouwen daalt. Dalende bestedingen jagen de werkloosheid op.
  • conjuncturele werkloosheid stijgt: laagconjunctuur door dalende bestedingen
2. Piet is net afgestudeerd, solliciteert en verwacht over 2 maanden aan de slag te gaan.
  • frictie werkloosheid: zoeken naar geschikt werk
3. Het Nederlandse hitechbedrijf ASML vertrekt uit Nederland naar Oost-Europa.
  • structurele werkloosheid stijgt: er verdwijnen structureel ruim 20.000 arbeidsplaatsen
4. Gunstige CPB voorspellingen zorgen voor investeringen, bedrijven vechten om werknemers.
  • conjuncturele werkloosheid daalt: hoogconjunctuur met hoge bestedingen
5. Het minimumloon wordt verhoogd, werkgevers vrezen hogere werkloosheid.
  • structurele werkloosheid stijgt: door  structureel hoger loon minder arbeidsplaatsen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Maakwerk deze week

  • wat: opdracht 4.6 t/m 4.16
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met zelftest (opdracht 4.18 t/m 4.22)

Slide 28 - Tekstslide