H2 Media oefenen

H2 Media
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 Media

Slide 1 - Tekstslide

Wat is wél massamedia ?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Bij communicatie is er altijd sprake van een..... en een.....?

A
Prater en ontvanger
B
Zender en ontvanger
C
Geheime zender en radio

Slide 3 - Quizvraag

Openbare communicatie waarbij grote groepen mensen worden bereikt?
A
Massamedia
B
Massacommunicatie

Slide 4 - Quizvraag

Gisteren is de stroom in Congo uitgevallen. Waarom niet in het nieuws?
A
Niet actueel
B
Niet bijzonder
C
NIet dichtbij

Slide 5 - Quizvraag

Hoe verdienen commerciele zenders hun geld?
A
Door het verkopen van programma's aan andere zenders
B
Door het verhuren van presentatoren aan programma's
C
Door het uitzenden van reclames
D
Door het verkopen van televisiegidsen

Slide 6 - Quizvraag

Als informatie expres wordt weggelaten, dan heet dat...
A
censuur
B
indoctrinatie

Slide 7 - Quizvraag

Ik post een selfie omdat ik een nieuw kapsel heb. Ik gebruik media voor
A
Ontspanning
B
Informatie
C
Identiteit
D
Contacten

Slide 8 - Quizvraag

Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is een verschil?

Publieke omroepen:

A
hebben als doel geld te verdienen
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten
C
ontvangen geld van de overheid
D
zenden geen reclame uit

Slide 9 - Quizvraag

Zijn deze uispraken objectief of subjectief?

I. Sigaretten bevatten nicotine en teer
II. Gym is het leukste vak op school
A
I en II zijn objectief
B
I is objectief, II is subjectief
C
I is subjectief, II is objectief
D
I en II zijn subjectief

Slide 10 - Quizvraag

Zijn deze uitspraken juist of onjuist?

1. Als een journalist een bericht wil plaatsen dat negatief is over Nederland, dan mag een minister dat bericht stoppen.
2. Persvrijheid is vastgelegd in de Nederlandse grondwet.

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Zijn deze uitspraken juist of onjuist?

In de Mediawet staat:
1. Dat influencers bij gesponserde posts altijd moeten aangeven dat het om reclame gaat.
2. Dat publieke omroepen geen programma's mogen onderbreken voor reclame.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat bedoelen we met mediasamenleving?
A
Een samenleving waarin media een centrale rol speelt
B
Een samenleving zonder media-invloed
C
Een samenleving met alleen traditionele media
D
Een samenleving zonder communicatiemiddelen

Slide 13 - Quizvraag

Wel of geen medium/media?

Slide 14 - Sleepvraag

Journalisten van de publieke omroep moeten zich aan hoor- wederhoor houden. Wat is dat?
A
Alle partijen aan het woord gelaten
B
Objectief zijn in de berichtgeving
C
Subjectief zijn in de berichtgeving
D
Neutraal zijn in de berichtgeving

Slide 15 - Quizvraag

Oude media 
Nieuwe media
Sociale media

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is een gevolg van gebrek aan persvrijheid?
A
Journalisten komen in de problemen
B
Niet onafhankelijke rechters
C
Politieke rol voor de militairen
D
Vrije meningsuiting

Slide 17 - Quizvraag

Welke maatschappelijke functie heeft whatsapp vooral?
A
Informatieve functie
B
controlefunctie
C
waakhondfunctie
D
socialiserende functie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is GEEN Nederlandse basiswaarde?
A
Vrijheid
B
Respect
C
Gelijkwaardigheid
D
Solidariteit

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent burgerschap?
A
Dat je actief meedoet aan de samenleving
B
Dat je anderen helpt (solidariteit)

Slide 20 - Quizvraag

Burgerschap is actief deelnemen aan de maatschappij. Hoe kan je dit doen?
A
Door boodschappen te doen voor je buurman
B
Door een straatfeest te organiseren
C
Door te begrijpen hoe democratie werkt en hoe je zelf invloed kan uitoefenen
D
Door vrijwilligerswerk

Slide 21 - Quizvraag

Verbale communicatie 
Non-Verbale communicatie

Slide 22 - Sleepvraag

Traditionele media
Traditionele media
Traditionele media
Nieuwe media
Nieuwe media

Slide 23 - Sleepvraag

Iets is nieuws als
A
Het actueel is
B
Als het over bekende mensen gaat
C
een bijzondere gebeurtenis is
D
A-B en C zijn alle drie goed

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor de ene zender nieuws is, hoeft nog geen nieuws te zijn voor een andere zender.
Hoe komt dat?
A
Journalisten vragen zich altijd af of het nieuws actueel is.
B
Zenders hebben verschillende doelgroepen.
C
Nieuws moet altijd gecontroleerd worden.
D
Nieuws moet interessant zijn.

Slide 25 - Quizvraag

Hoor en wederhoor betekent, dat...
A
... je altijd alle partijen bevraagt
B
... je altijd de feiten nogmaals checkt
C
... je altijd vraagt of je het goed hebt gehoord
D
... je meerdere bronnen raadpleegt

Slide 26 - Quizvraag

Een journalist moet proberen zo veel mogelijk aan hoor- en wederhoor te doen. Wat houdt dit in?
A
Je bronnen controleren
B
Je informatie goed checken
C
Feiten van meningen scheiden
D
Beide partijen aan het woord laten

Slide 27 - Quizvraag

Einde 

Slide 28 - Tekstslide