Filosoferen en morele oordeelsvorming

Les 2 Filosoferen
Doen:
opdracht 1a: vergelijk de antwoorden met elkaar
opdracht 1b: just a beginning
opdracht 1c: samen filosoferen in een groepje van max 4 over een vraag gedurende 15 minuten

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2 Filosoferen
Doen:
opdracht 1a: vergelijk de antwoorden met elkaar
opdracht 1b: just a beginning
opdracht 1c: samen filosoferen in een groepje van max 4 over een vraag gedurende 15 minuten

Slide 1 - Tekstslide

Spelenderwijsgerig quiz
Je hebt deze opdracht al gemaakt.
We gaan op zoek naar jouw ideeën over bepaalde begrippen. Je geeft het antwoord dat het meest past bij het idee dat jij over dat begrip hebt.  
Denken wij anders over dit soort zaken?

Slide 2 - Tekstslide

Als je filosofeert, zoek je naar
A
Helderheid
B
Gedachten
C
Waarheid
D
Woorden

Slide 3 - Quizvraag

Als je iets zeker weet, dan
A
geloof je het
B
ben je ervan overtuigd
C
verander je nooit van mening
D
twijfel je nog een klein beetje

Slide 4 - Quizvraag

Jouw kennis
A
verandert nooit
B
verandert snel
C
breidt zich langzaam uit
D
vergeet je snel

Slide 5 - Quizvraag

Iets begrijpen doe je met je
A
hoofd
B
hart
C
gevoel
D
verstand

Slide 6 - Quizvraag

Les 2 Filosoferen
Een filosofisch gesprek voeren: Hoe doe je dat? 

Hier volgen een aantal tips voor het voeren van een filosofisch gesprek:

  1. Zoek een rustige plek waar je bij elkaar kunt zitten (met een kleine groep).
  2. Zorg ervoor dat je niet te moe bent en dat je je niet moet haasten. Probeer zo ontspannen mogelijk na te denken.
  3. Respecteer (denkpauzes van) elkaar. Beschouw elkaar als gelijken, ook in gesprekken met kinderen.
  4. De vragensteller kan vooraf (en tijdens het gesprek) de vragen op papier zetten om te voorkomen dat dezelfde vragen gesteld worden. 









Slide 7 - Tekstslide

5. Probeer met het stellen van de vragen zo min mogelijk suggestief te zijn (sturen naar het antwoord). Dit is heel moeilijk, want je bent al gauw suggestief bezig zonder dat je het zelf weet.
6. Stel maar één filosofische vraag: dat is de hoofdweg. Betreed wel zo veel mogelijk zijweggetjes door vervolgvragen te stellen. Vergeet niet af en toe terug te keren naar de hoofdweg. Er zijn veel doodlopende zijweggetjes.
7. Neem bij het vragenstellen een open houding aan. Bekijk ook de andere kant van het gelijk.
8. Maak er geen wedstrijdje ‘wie het beste kan denken’ van, dan kan je beter gaan quizzen en de filosofie met rust laten.
Je kunt het gesprek geslaagd noemen als je bij het vragen stellen en antwoorden geven creatief en kritisch bent geweest. 


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Opdracht 2A De ziel
Voer in een groepje van max 4 een filosofisch gesprek voer het onderwerp De ziel.
- kies een gespreksleider
- stel de beginvraag (zie reader) (8 vragen)
- maak een tekening op A4 als je dat wilt
(doorvraagkaartjes van blz. 13)
Bespreek daarna wat jullie vinden van dit gesprek.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Les 3 Verwoorden wat je zeggen wilt. 
Opdracht 3A: verwoorden
Nodig: Billen blootspel en doorvraagkaartjes
1. Maak een groepje van 4 à 5 personen
2. Trek om de beurt een kaart met een vraagteken. Je geeft zo goed mogelijk antwoord op de vraag van het kaartje. De andere deelnemers (1 à 2) vragen met de doorvraagkaartjes door. Is er een duidelijk en onderbouwd antwoord gegeven dan is de volgende aan de beurt.

Slide 12 - Tekstslide

Les 3/4 Filosoferen over een begrip
Wat is cultuur?
Neem tijdschriften mee.
1. Vorm een groepje van 4 à 5 personen.
2. Zoek ongeveer 20 plaatjes uit en knip ze uit. Plak ze op twee vellen papier waarop op het ene vel Cultuur staat en op het andere vel: heeft niets met cultuur te maken. 
3. Probeer een definitie van cultuur te formuleren. 
4. Voer met elkaar een filosofisch gesprek over Cultuur. Gebruik per vraag steeds twee doorvraagkaartjes.

Slide 13 - Tekstslide

Les 4 zes fasen van morele ontwikkeling van Kohlberg
0 Premoraliteit: geen ethisch besef, geen onderscheid goed-slecht

1 Preconventioneel niveau
  • het kind is geheel op de externe autoriteit gericht 
  • ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd:
  • ik doe iets voor jou, omdat jij iets voor mij doet. ik doe lief omdat jij lief
    doet. etc. Eigenbelang gaat voor.

Slide 14 - Tekstslide

Les 4 zes fasen van morele ontwikkeling van Kohlberg
2 Conventioneel niveau:
  • Goed is wat anderen goed vinden. Ik kijk eerst naar de ander.
  • Goed is wat de eigen groep normaal vindt. Ik laat mijn doen en laten bepalen door de meerderheid. Ik sluit mij aan bij de mening van mijn groep.

Slide 15 - Tekstslide

Les 4 zes fasen van morele ontwikkeling van Kohlberg
III Postconventioneel niveau:
  • Goed is wat in overleg is overeengekomen. Afspraken moeten gerespecteerd worden. Respect voor anderen is belangrijk. Ik ga voor de rechten van de mens. Ik heb eventueel het recht om zèlf te bepalen.
  • Iets is goed omdat het niet tegen mijn principes ingaat. Mijn persoonlijke geweten weegt het zwaarst. Ik ga voor de rechten van het individu. Ik draag directe verantwoordelijkheid. Ik zal wat slecht is afkeuren. Ik kan niet anders.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is morele oordeelsvorming?
Wat is ethiek?
Wat is moraal?
Wat zijn deugden?
Wat zijn normen en waarden?
Zoek bovengenoemde begrippen op en kom samen tot een definitie.

Slide 17 - Tekstslide