5.1.2. Who's your idol?

5.1.2. Who's your idol?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.1.2. Who's your idol?

Slide 1 - Tekstslide

Degrees of comparison – trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meerdere dingen met elkaar te vergelijken. De trappen van vergelijking kun je alleen op bijvoeglijke naamwoorden toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

    THE

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Als een woord 2 of meer lettergrepen heeft, zet ik er het volgende voor:
A
most
B
more, morest
C
more
D
more, the most

Slide 11 - Quizvraag

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better -the Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 12 - Quizvraag

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - the nicest
B
happy - happier - the happiest
C
bad - badder -the baddest
D
beautiful - more beautiful - the most beautiful

Slide 13 - Quizvraag

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 14 - Quizvraag

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 15 - Quizvraag

I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 16 - Quizvraag

The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest

Slide 17 - Quizvraag

It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 18 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 19 - Quizvraag

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 20 - Quizvraag

What is your ... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 21 - Quizvraag

The ... (little) you can do is study for the tests.
A
leasest
B
least
C
littlest
D
less

Slide 22 - Quizvraag

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal de zinnen in het Engels:
Tom is sterker dan Tim.

Slide 24 - Open vraag

Jim is grappiger dan Bastiaan.

Slide 25 - Open vraag

Leon is langer dan Peter( tall).

Slide 26 - Open vraag

John speelt slechter dan Michael.

Slide 27 - Open vraag

Engels is interessanter dan Duits. ( German)

Slide 28 - Open vraag

Roos praat luider dan Jim( gebruik "loud")

Slide 29 - Open vraag

Onze klas is de beste.

Slide 30 - Open vraag