di 20 dec woordsoorten

Woordsoortbenoeming
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoortbenoeming

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoortbenoeming
WW
werkwoorden
zijn dingen die je kunt doen
LW
lidwoorden
de / het / een
ZNW
zelfstandige naamwoord
mensen, dieren, planten, dingen én namen!
lw voorzetten
BNW
bijvoegelijk naamwoord
zegt iets over znw
VZ
voorzetsel
staan voor een lw + znw
... de kast / ... het feest

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoortbenoeming
  • ww
  • lw
  • znw
  • bnw
  • vz 

Slide 3 - Tekstslide

5

Slide 4 - Video

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve

Slide 5 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.

Slide 6 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote

Slide 7 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door.
Duitsland.
reizen.

Slide 8 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Jules
heeft
voor
zijn
verjaardag
een
nieuwe
scooter
gekregen.

Slide 9 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke

Slide 10 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 11 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 12 - Sleepvraag

Woordsoortbenoeming gaat over élk woord in een zin
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

2. woordsoortbenoeming
Heeft =
A
ZNW
B
LW
C
VZ
D
WW

Slide 14 - Quizvraag

2. Woordsoortbenoeming
rood =
A
LW
B
ZNW
C
BNW
D
VZ

Slide 15 - Quizvraag

2. Woordsoortbenoeming
door =
A
BNW
B
ZNW
C
B.VNW
D
VZ

Slide 16 - Quizvraag

2. Woordsoortbenoeming
simpele =
A
LW
B
BNW
C
ZNW
D
WW

Slide 17 - Quizvraag

2. Woordsoortbenoeming
het =
A
LW
B
P.VNW
C
VZ
D
B. VNW

Slide 18 - Quizvraag

2. Woordsoortbenoeming
naar =
A
BNW
B
ZNW
C
WW
D
VZ

Slide 19 - Quizvraag

5

Slide 20 - Video

Ik snap het woordbenoemen.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk voor do 22 dec
BK en KT

Je maakt de zelftoetsen online van grammatica blok 3

Slide 22 - Tekstslide

KT huiswerk voor do 22 dec
Maken blz. 122 Opdr. 12 t/m 14 Herkennen in de zin:
Zelfstandige naamwoorden (znw)
Lidwoorden (lw) Werkwoorden (ww)
Bijvoeglijke naamwoorden (bnw)
voorzetsels (vz)

Slide 23 - Tekstslide