4.3 - Kun je aan het werk?

Quiz: herhaling 4.2




Waar kun je werken?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Quiz: herhaling 4.2




Waar kun je werken?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft een ondernemingsvorm aan?
A
wie de eigenaar is
B
wie op welke manier verantwoordelijk is
C
wie er werken

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ondernemingsvorm heeft de ING?
A
besloten vennootschap
B
eenmanszaak
C
naamloze vennootschap
D
vennootschap onder firma

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zelfstandige
A
Iemand die in loondienst werkt
B
Geld door klanten
C
Iemand die met eigen bedrijf geld verdient
D
Iemand die zelfstandig taken uitvoert

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de voordelen van werken als zelfstandige?
A
WIA en WW uitkering
B
Arbeidsovereenkomst, afgesproken loon, vakantiedagen
C
Meer vrijheid, bepalen eigen werk en werktijden
D
Werken via een uitzendbureau

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De winstuitkering van een bv en nv noem je
A
rente
B
winst
C
dividend
D
octrooi

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een BV en NV betalen
A
inkomstenbelasting
B
vennootschapsbelasting

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een VOF?
A
Vennoot onder formele sector
B
Vennoot over de formele sector
C
Vennootschap onder firma
D
Vennootschap over firma

Slide 9 - Quizvraag

VOF = vennootschap onder firma. = een onderneming met meer eigenaren die samen de leiding hebben.
Wat is zijn kenmerken van een VOF
A
Er zijn meerdere eigenaren in het bedrijf.
B
De eigenaren zijn in loondienst.
C
Je hebt een startkapitaal nodig om een VOF op te zetten.
D
De eigenaar is persoonlijk aansprakelijk.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voordeel van een Vof is...
A
... dat je niet verantwoordelijk bent met je privévermogen
B
... dat het bedrijf doorgaat als één van de eigenaren ziek is
C
... dat je meestal minder vermogen kunt inbrengen dan bij een eenmanszaak
D
... dat je als enige de leiding hebt over het bedrijf

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is onjuist over een stichting?
A
Een stichting krijgt meestal donaties of subsidies.
B
Bestuurders van een stichting mogen niet zelf aan de stichting verdienen.
C
Voor het uitvoeren van taken voor een stichting kan een stichting wel mensen in dienst nemen.
D
Een stichting word bestuurd door aandeelhouders.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Kun je aan het werk?
  • Ik kan uitleggen in welke productiesectoren ik kan werken
  • Ik kan uitleggen wat vraag naar arbeid en aanbod van arbeid is
  • Ik kan uitleggen hoe de arbeidsmarkt werkt
  • Ik kan uitleggen wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren
Primaire sector
Landbouw, mijnbouw en visserij
Secundaire sector
Industrie, bouw en ambacht
Tertiaire sector
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca).
Winst als doelstelling.
Quartaire sector
Niet-commerciële dienstverlening (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer).
Geen winstdoelstelling.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen
Beroepsbevolking (± 9 mln. mensen)

Beroepsbevolking:
alle mensen tussen 15 en 67 jaar die werken of willen werken (en direct beschikbaar zijn).


Werkzame    beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loon = de prijs voor arbeid
De hoogte van het loon wordt bepaald door:
- de vraag naar arbeid
- het aanbod van arbeid 

Soms ligt het loon al vast;
wettelijk minimumloon, CAO-lonen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormt de beroepsbevolking de vraag naar of het aanbod van arbeid?


aanbod

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
vraag naar personeel is groter dan het aanbod
(bedrijven zoeken meer mensen dan dat er zijn)
vraag naar personeel is kleiner dan het aanbod  (bedrijven zoeken minder mensen dan die zich aanbieden)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Arbeidsdeelname (= arbeidsparticipatie)
= het percentage van de bevolking dat tot de  
    beroepsbevolking behoort







Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Arbeidsdeelname (= arbeidsparticipatie)
= het percentage van de bevolking dat tot de  
    beroepsbevolking behoort

In formulevorm:
                                                            





                                        beroepsbevolking
 Arbeidsdeelname = -------------------------- x 100
                                         totale bevolking

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kunnen overheid en bedrijven de arbeidsdeelname bevorderen?

o.a. door:
  • scholing (afstemming vraag en aanbod);
  • belastingvoordeel voor werkenden;
  • betaalbare en goede kinderopvang.
werkgevers
werknemers + werkzoekenden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geregistreerd werkloos
Verborgen werkloos
Je staat als werkzoekende ingeschreven bij het UWV.
Je telt officieel mee met de werkloosheidscijfers en behoort dus tot de beroepsbevolking.
Je staat niet als werkzoekende ingeschreven bij het UWV, bijv. omdat ze denken zelf wel een baan te kunnen vinden of dat er toch geen werk is.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
Maken paragraaf 4.3:
- lees bladzijde 114 t/m 117
- maak opdracht 1 t/m 12

Klaar? Kijk je opdrachten na via It's Learning :) 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies