In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Bijles Formeel Strafrecht
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer spreken we over een 'verdachte' vóórdat de vervolging begonnen is?
A
Als uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
B
Als uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
C
Als iemand zich verdacht gedraagt.
Slide 2 - Quizvraag
Als de vervolging al is begonnen, spreken we óók van een verdachte (welk antwoord is juist?)
A
Degene tegen wie de vervolging is gericht, noemen we ook 'verdachte'.
B
Vanaf het moment dat er een rechter in de zaak betrokken is, spreken we ook van een verdachte.
C
Als het OM een strafbeschikking oplegt, spreken we ook van een verdachte.
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 3 - Quizvraag
Ben je verplicht mee te werken als een toezichthouder zijn bevoegdheden gebruikt?
A
Ja, je bent verplicht mee te werken aan verzoeken van een toezichthouder of opsporingsambtenaar.
B
Ja, dit moet volgens de Algemene Wet Bestuursrecht
C
Nee, je hoeft namelijk niet mee te werken aan je eigen veroordeling.
Slide 4 - Quizvraag
Het optreden van een opsporingsambtenaar moet 'rechtmatig' zijn. Wat houdt dit in?
A
Dat de opsporingsambtenaar zich moet houden aan de exacte regels van de wet.
B
Dat de opsporingsambtenaar in zijn optreden eerlijk, subsidiair en proportioneel moet handelen
C
Dat de opsporingsambtenaar zich moet houden aan de exacte regels van de wet én de beginselen van een behoorlijke procesorde
Slide 5 - Quizvraag
Een toezichthouder Alcoholwet laat zich vergezellen door een opsporingsambtenaar bij het betreden van een café. De opsporingsambtenaar wil graag mee omdat hij een vaag vermoeden heeft dat er illegaal wordt gegokt. Waar is hier sprake van?
A
Détournement de pouvoir
B
Voortgezette toepassing van bevoegdheden
C
Herhaalde toepassing van bevoegdheden
D
Dit is in strijd met het Fairplay-beginsel
Slide 6 - Quizvraag
(zie art. 179 WvSr) Een ambtenaar door geweld of enige andere feitelijkheid, of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting. Wat is de kwalificatie van dit strafbare feit?
A
Ambtsdwang
B
Wederspannigheid
Slide 7 - Quizvraag
Waar gaat artikel 184 WvSr over?
A
het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar
B
het opzettelijk beletten, belemmeren of verijdelen van enige handeling gedaan door een ambtenaar
C
Zowel A als B zijn juist
Slide 8 - Quizvraag
Een BOA is bezig met het uitschrijven van een parkeerbon. Een voorbijganger ziet dit en laat luidruchtig zijn afkeer blijken waarbij hij mensen om zich heen verzamelt. Er ontstaat opschudding. Maakt de voorbijganger zich schuldig aan overtreden van artikel 185 WvSr?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
BOA Piet werkt in koppel met BOA Jelle. Tijdens hun surveillance scheldt een voorbijganger Jelle uit voor 'achterlijke mongool'. Jelle is hier niet van onder de indruk en loopt gewoon door. Kan de voorbijganger worden vervolgd voor belediging van een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening?
A
Ja, belediging van een ambtenaar is immers ambtshalve vervolgbaar
B
Nee, Jelle zal zélf een klacht moeten doen bij de hovj.
Slide 10 - Quizvraag
BOA Klaas ziet dat een man tegen een winkelpand aan het urineren is. Hij wil de man staande houden maar de man zet het op een rennen. Twee dagen later ziet Klaas de man lopen en houdt de man alsnog staande. Mag dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Wie zijn bevoegd om de identiteit van een aangehouden verdachte vast te stellen?
A
Elke opsporingsambtenaar
B
Algemeen opsporingsambtenaren en politieboa's
C
Algemeen opsporingsambtenaren en BOA's met politiebevoegdheden
Slide 12 - Quizvraag
Waar staat de afkorting BRP voor?
A
Basisregistratie personen
B
Basisregistratie politie
C
Bijzonder Raar Persoon
Slide 13 - Quizvraag
Is aanhouden buiten heterdaad alleen toegestaan bij zogenaamde VH-feiten?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Hoelang mogen kinderen tot 12 jaar na het plegen van een VH-feit worden vastgehouden?
A
3 uur
B
6 uur
C
9 uur
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het doel van het 'verlengd ophouden voor onderzoek'?
A
Vaststelling van de identiteit van de verdachte
B
Verder verhoor van de verdachte
C
Beide antwoorden zijn juist
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer moet een verdachte worden meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is?
A
Meteen na de aanhouding
B
Voorafgaand aan de voorgeleiding
C
Enkel voorafgaand aan het eerste verhoor
D
Voorafgaand aan ieder verhoor
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn de voorwaarden voor 'inverzekeringstelling'?
A
Dit mag alleen bij VH-feiten
B
Dit mag ten hoogste 3 dagen (met 1 keer mogelijkheid tot verlenging)
C
Dit mag alleen als het 'in het belang van het onderzoek' is.
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 18 - Quizvraag
Wat valt allemaal onder 'voorlopige hechtenis'?
A
Bevel tot bewaring
B
Bevel tot gevangenneming
C
Bevel tot gevangenhouding
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 19 - Quizvraag
Hoelang kan inbewaringstelling maximaal duren?
A
3 x 24 uur
B
14 dagen
C
90 dagen
D
104 dagen
Slide 20 - Quizvraag
Wie geeft een bevel tot bewaring af?
A
Officier van justitie
B
Rechter-commissaris
C
Rechtbank
Slide 21 - Quizvraag
Binnen welke termijn moet een verdachte worden voorgeleid bij de Rechter-Commissaris? (als de verdachte niet al is heengezonden)
A
Ten spoedigste
B
Binnen 24 uur
C
Binnen 3 dagen en 18 uur
D
Binnen 14 dagen
Slide 22 - Quizvraag
Als een BOA met politiebevoegdheid over wil gaan tot een 'onderzoek aan de kleding' met als doel 'waarheidsvinding' (dus om daarvoor vatbare zaken in beslag te kunnen nemen), moet de verdachte zijn ... (vul aan)
A
aangehouden en er moeten ernstige bezwaren tegen hem bestaan
B
staande gehouden en er moeten ernstige bezwaren tegen hem bestaan
C
aangehouden en er moet minimaal een redelijk vermoeden van schuld bestaan
D
staande gehouden en er moet minimaal een redelijk vermoeden van schuld bestaan
Slide 23 - Quizvraag
Wie is bevoegd tot het doen van 'onderzoek aan het lichaam'?
A
Algemeen opsporingsambtenaren en BOA's met politiebevoegdheid
B
Alleen algemeen opsporingsambtenaren en politieboa's
C
(hulp)officier van justitie
Slide 24 - Quizvraag
Johan pleegt een gewapende overval op een snackbar en vlucht vervolgens op z'n scooter. Bij zijn aanhouding wordt de scooter in beslag genomen. Waarom is de scooter vatbaar voor inbeslagname?
A
Het betreft een voorwerp dat de waarheid aan het licht kan brengen
B
Het betreft een voorwerp dat wederrechtelijk verkregen voordeel kan aantonen
C
Het betreft een voorwerp dat verbeurd verklaard kan worden
D
Het betreft een voorwerp dat onttrokken kan worden aan het verkeer
Slide 25 - Quizvraag
BOA Jelle heeft op basis van een redelijk vermoeden van schuld een verdachte aangehouden en wil de verdachte aan de kleding onderzoeken inzake waarheidsvinding. Mag dit?
A
Ja, mits Jelle over politiebevoegdheden beschikt
B
Ja, de verdachte is immers aangehouden
C
Nee, dit mag alleen bij VH-feiten
D
Nee, er moeten 'ernstige bezwaren' tegen de verdachte bestaan