Introductie PWS havo 4

je profielwerkstuk maken 
op de havo

Kennemer College 2020-2021
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudievaardighedenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

je profielwerkstuk maken 
op de havo

Kennemer College 2020-2021

Slide 1 - Tekstslide

Het PWS: onderzoek doen in 4 stappen

stap 1: onderzoeksvraag opstellen en werkplan maken
stap 2: informatie verzamelen en analyseren
stap 3:  onderzoeksvraag beantwoorden en verslag maken
stap 4: onderzoek presenteren

Slide 2 - Tekstslide

Feiten en nepnieuws
Onderzoek draait om bewijzen. Je moet niet alle informatie die je tegenkomt zomaar voor waar aannemen; misschien heb je te maken met nepnieuws.
Wat weet je  van nepnieuws?
Speel de game op www.slechtnieuws.nl 

Zie ook * Zondag met Lubach de Fabeltjesfuik
(18 oktober 2020)
* Pointer 20 mei 2021 over het  Digitale Trollenleger over corona



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Slide 6 - Link

Stap 1: Een onderzoeksvraag opstellen en uitwerken
Aan de basis van een goede onderzoeksvraag ligt ...

* je eigen nieuwsgierigheid
* over een onderwerp waar je iets van weet, maar meer over wilt weten
* en de wil om het antwoord echt te weten te komen

Slide 7 - Tekstslide

Soorten onderzoeksvragen
beschrijvend
geeft een beschrijving van een gebeurtenis of een situatie; zegt ‘wat iets is’ of ‘hoe iets is; kan ook dingen met elkaar vergelijken.
verklarend
geeft een verklaring voor een bepaalde situatie of ontwikkeling; ‘Hoe komt het dat …’ zijn verklarende vragen; ook ‘waarom-vragen’ vallen hieronder.
ontwerpend
zoekt een oplossing voor een probleem; resultaat kan bijvoorbeeld een advies zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Onderzoek wanneer je stekelbaarsjes het best kunt vangen.

B: Wat is het beste moment van de dag om stekelbaarsjes te vangen?

Slide 13 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Onderzoek wanneer je stekelbaarsjes het best kunt vangen.
B: Wat is het beste moment van de dag om stekelbaarsjes te vangen?

A is geen vraag, maar een opdracht en heel algemeen: in welke jaar of welke maand of ...
B is specifieker en beter uit te voeren 

Slide 14 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Hoe zien huidige kinderen van de basisschool de overgang naar het
     voortgezet onderwijs?

B: Hoe zien de leerlingen van groep 8 van alle basisscholen in Beverwijk , 
     schooljaar 2020-2021, de overgang naar het voortgezet onderwijs?

Slide 15 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Hoe zien huidige kinderen van de basisschool de overgang naar het
     voortgezet onderwijs?
B: Hoe zien de leerlingen van groep 8 van alle basisscholen in Beverwijk , 
     schooljaar 2020-2021, de overgang naar het voortgezet onderwijs?

A is heel breed, in plaats en tijd
B is specifiek en beperkt genoeg om te kunnen onderzoeken

Slide 16 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Zijn er overeenkomsten tussen de manier waarop Rembrandt een interieur schildert en de manier waarop Van Gogh dat doet?

B: Wat zijn de overeenkomsten tussen de manier waarop Rembrandt interieurs schildert en de manier waarop Van Gogh dat doet?

Slide 17 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Zijn er overeenkomsten tussen de manier waarop Rembrandt een
     interieur schildert en de manier waarop Van Gogh dat doet?
B: Wat zijn de overeenkomsten tussen de manier waarop Rembrandt
     interieurs schildert en de manier waarop Van Gogh dat doet?

A is een gesloten vraag: kan met ja of nee worden beantwoord
B is een goede (beschrijvende) vraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Wat was de oorzaak van de economische crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw?

B: Wat zijn de verschillen en wat de overeenkomsten tussen de verklaringen van de economen X, Y en Z van de economische crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw?

Slide 19 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: Wat was de oorzaak van de economische crisis in de dertiger jaren van de
     vorige eeuw?
B: Wat zijn de verschillen en wat de overeenkomsten tussen de verklaringen
     van de economen X, Y en Z van de economische crisis in de dertiger jaren
     van de vorige eeuw?

A is te breed: maatschappelijke of economische oorzaken, veel meningen
B beperkt het onderzoek maar blijft breed (interessant) genoeg

Slide 20 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: In hoeverre beïnvloedt de klimaatverandering de opbrengst van de akkerbouw in Nederland?

B: Wat zijn de verschillen tussen de aardappelopbrengst per hectare in 1950 en 1985?

Slide 21 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is beter en waarom?
A: In hoeverre beïnvloedt de klimaatverandering de opbrengst van de
     akkerbouw in Nederland?
B: Wat zijn de verschillen tussen de aardappelopbrengst per hectare in 1950
      en 1985?

A bevat aanname dat klimaatverandering invloed heeft; niet ingeperkt in tijd en product
B is een opzoekje en geen onderzoek

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdvraag en deelvragen
* Vaak is de hoofdvraag te ingewikkeld om in 1x te beantwoorden.
   Deelvragen helpen dan.
* Deelvragen moeten de hoofdvraag ondersteunen en op dezelfde manier
   worden geformuleerd. Wel zijn ze dus minder ingewikkeld dan de
   hoofdvraag.
* Alle deelvragen zijn nodig om de hoofdvraag te beantwoorden: er zijn er
   niet meer en niet minder nodig.
->->-> een voorbeeld

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Goede hoofdvraag en deelvragen: conclusie 
Als het goed is werken je hoofdvraag en deelvragen als een soort  boodschappenbriefje of  klussenlijst

zodat je duidelijk hebt hoe en waar je aan je informatie komt om de deelvragen en daarmee de hoofdvraag uiteindelijk kunt beantwoorden

dus: hoe beter je hoofd- en deelvragen zijn, hoe gemakkelijker je onderzoek verloopt

Slide 29 - Tekstslide

Van onderzoeksvraag naar werkplan:
wie doet precies wat, wanneer en met wie

Je onderzoeksvragen werk je uit naar taken: 
- wat moet gebeuren en in welke volgorde
- hoeveel tijd vraagt elke deeltaak 
- wie gaat welke taak doen, wat alleen, wat samen, wat met de docent
- en is het mogelijk om het allemaal te doen, wat betreft informatie vinden en
   de tijd die ervoor staat 

Belangrijk om te kijken of je op schema ligt en om snel bij te kunnen sturen!


Slide 30 - Tekstslide

Pak je onderzoeksvraag erbij
* welke klussen moeten er gedaan worden (begin per deelvraag)
* in welke volgorde moeten de klussen worden uitgevoerd
* hoeveel tijd kost elke klus
* wie doet welke klus en welke klussen moet je samen doen,
   eventueel in overleg met je docent
* tel bij de totale nog een kwart op voor onvoorziene zaken
* vergelijk de tijd die je nodig hebt met de tijd die je werkelijk
   beschikbaar hebt
* pas zo nodig de onderzoeksvraag aan zodat je benodigde en
   beschikbare tijd overeenkomen!!
* plan de klussen in je agenda: wanneer moet wat klaar zijn

Slide 31 - Tekstslide

Onderzoek uitvoeren op basis van je werkplan
Je start je onderzoekje met het verzamelen van informatie.
* Maak een lijst van de informatie die je vindt en gebruikt; zet erbij waar die
    informatie vandaan komt (voorkom nepnieuws)

* Formuleer de antwoorden op de deelvragen.
* Formuleer het antwoord op de hoofdvraag vanuit de antwoorden op de
   deelvragen.

Slide 32 - Tekstslide

En dan nu aan de slag!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide