H14.4

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

'bij herkenning' staat in de vorige dia. Hoe 'herkennen' cellen dingen? Via...

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Filmpje
Van dit filmpje moet je niet de verschillende neurotransmitters uit je hoofd leren. Je moet wel weten hoe een synaps werkt en dat er exciterende en inhiberende neurotransmitters zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Om een actiepotentiaal te bereiken moet de binnenkant positief worden. De Na kanaaltjes gaan open en Na+ stroomt naar binnen, omdat Na binnen niet veel voorkomt maar buiten de cel juist wel.
Voorbeeld: bij de kniepeesreflex moeten de sensorische zenuwcellen hun impuls aan de motorische zenuwcellen van de bovenbeenspier doorgeven. Daarbij moeten dus exciterende neurotransmitters gebruikt worden.
Om een actiepotentiaal te voorkomen, moet de binnenkant negatief blijven. De K+ kanaaltjes gaan open en K+ stroomt naar buiten, omdat K+ binnen veel voorkomt maar buiten de cel juist niet. Of de Cl- kanaaltjes gaan open en Cl- stroomt naar binnen.
Voorbeeld: bij de kniepeesreflex moeten de sensorische zenuwcellen hun impuls juist niet aan de motorische zenuwcellen van de hamstring (onderbeen) doorgeven. Daarbij moeten schakelcellen dus inhiberende neurotransmitters afgeven.

Slide 8 - Tekstslide


A
GABA is een inhiberende neurotransmitter
B
GABA is een exciterende neurotransmitter

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Door de instroom van welk ion worden de blaasjes met neurotransmitter naar de synapsspleet gebracht?
A
Acetylcholine
B
Ca²⁺
C
K⁺
D
Na⁺

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van calcium in het zenuwstelsel
A
Het zorgt voor afbraak neurotransmitter in spleet
B
Het zorgt voor een depolarizatie van het neuron
C
Het leidt tot versmelting van blaasjes met neurotransmitter
D
Het zorgt voor hyperpolarizatie van het neuron

Slide 13 - Quizvraag

Het type ionkanaal dat opengaat is afhankelijk van de neurotransmitter die wordt afgegeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide



De hoeveelheid neurotransmitter die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht is niet constant.

Waarvan is de hoeveelheid transmitter afhankelijk?
A
van de frequentie waarmee impulsen aankomen
B
van de herkomst van de aankomende impulsen
C
van de sterkte van de aankomende impulsen
D
van de sterkte van de actiepotentiaal van de zenuwcel vóór de synaps

Slide 19 - Quizvraag


Cholinesterase
Na een wedstrijd hardlopen over honderd meter liggen sommige sprinters een tijdlang uitgeput op de grond.
Een van de mogelijke oorzaken van de vermoeidheid is vermindering van de cholinesterase-activiteit bij de motorische eindplaatjes. Cholinesterase is een enzym dat de neurotransmitter acetylcholine afbreekt tot acetaat en choline. Het acetaat wordt opgenomen door het bloed en de choline wordt opgenomen door de axonuiteinden en daar weer omgezet in acetylcholine.

Wat is het directe gevolg van een vermindering van de cholinesterase-activiteit? 

A
Acetylcholine hoopt zich op in de synapsspleet.
B
De acetylcholineconcentratie in de synapsspleet neemt onvoldoende toe
C
Er wordt minder acetylcholine gesynthetiseerd in het motorisch neuron

Slide 20 - Quizvraag

Het uiteinde van een motorische zenuwcel (motorisch eindplaatje) geeft de neurotransmitter acethylcholine af, dat voor een reactie van de spiervezel zorgt.
Onder normale omstandigheden verdwijnt het acetylcholine onder andere doordat het wordt omgezet met behulp van het enzym acetylcholinesterase en weer wordt opgenomen door het neuron. Bij de spierziekte myasthenia gravis, een vorm van spierzwakte, is een deel van de acetylcholinereceptoren bezet door antistofmoleculen, waardoor zich onvoldoende acetylcholine kan binden. Bij lijders aan deze ziekte leidt toediening van acetylcholinesterase-remmende stoffen tot vermindering van de spierzwakte. Waardoor verminderen acetylcholinesterase-remmers de spierzwakte?
A
Doordat acetylcholine langer in de synaps aanwezig is, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
B
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de postsynaptische membraan depolariseren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
C
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de antistofmoleculen losmaken van de acetylcholinereceptoren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.

Slide 21 - Quizvraag