Lenen en schulden

Sparen, lenen en schulden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapburgerschaponderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 2-4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sparen, lenen en schulden

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent sparen?
A
Geld direct uitgeven
B
Geld investeren in het casino
C
Geld achterhouden voor later
D
Geld pinnen uit een pinautomaat

Slide 2 - Quizvraag

Waarom is sparen belangrijk?
A
Zodat je wat lekkers kan halen in de supermarkt
B
Omdat het verplicht is
C
Zodat je eerder kan stoppen met werken
D
Zodat je geld hebt als je onverwachte uitgaven hebt

Slide 3 - Quizvraag

Om te kunnen sparen moet je aan het einde van de maand geld overhouden.

Deze uitspraak is ...
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

spaar jij ook?
A
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
B
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
C
Ik spaar bijna alles.

Slide 5 - Quizvraag

Waar spaar jij voor?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Les Lenen en schuld
In deze les leer je:
  • Wat rente is
  • Wat schuld is
  • Welke gevolgen een schuld kan hebben

Slide 8 - Tekstslide

Geld lenen
Sommige mensen lenen geld als ze iets willen kopen. 

Lenen betekent dat je het bedrag later weer moet terug betalen. 
Je hebt dan een schuld.

Slide 9 - Tekstslide

3 manieren om geld te lenen:
  1. Lenen van een bekende 
  2. Lenen van de bank 
  3. Kopen met creditcard of achteraf betalen

Slide 10 - Tekstslide

Geld lenen bij een bekende

  • Vaak familie of vrienden 
  • Willen je wel helpen
  • Je geeft later het zelfde bedrag weer terug


Slide 11 - Tekstslide

Geld lenen bij de bank
  • Lenen bij een bank (=bedrijf)
  • Je maakt een contract
  • Je betaald rente (extra geld)


Je betaalt dus meer geld dan je hebt geleend!

Slide 12 - Tekstslide

Kopen met creditcard of achteraf betalen

  • Lenen bij een bedrijf of winkel 
  • Je mag iets later het zelfde bedrag betalen
  • Als je te lang wacht betaal je heel veel rente


Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent: lenen?
A
Iets meenemen
B
Iets gebruiken en weer teruggeven
C
Iets opeten
D
Iets teruggeven

Slide 14 - Quizvraag

Geld uitlenen. Wat vind je daar van?
A
Dom! Je weet nooit of je het terugkrijgt.
B
Waarom niet? Ik leen wel eens geld uit en ik leen ook van anderen.
C
Ik leen alleen geld uit als ik zeker weet dat ik het terugkrijg.

Slide 15 - Quizvraag

Bij een bank kun je geld lenen en ........
A
Je betaalt het terug als je weer geld over hebt
B
Je betaalt elke maand een beetje terug
C
Je betaalt elke maand een beetje terug, plus rente

Slide 16 - Quizvraag


Geld lenen kan gevaarlijk zijn, omdat je niet weet 
of je de schuld wel kan terugbetalen.
A
Eens
B
Oneens

Slide 17 - Quizvraag

Als je een lening hebt dan heb je een schuld.

Wat is een schuld?
A
Rente
B
Een aankoop die je kunt doen
C
Het geld dat je moet terugbetalen
D
Een jaar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is rente?
A
Terugbetalen wat je geleend hebt
B
Meer terugbetalen dan dat je geleend hebt
C
Dat je in de schulden staat

Slide 19 - Quizvraag


Is geld belangrijk voor jou?
Helemaal niet
Niet
Beetje
belangrijk
Heel belangrijk
Het aller belangrijkste in het leven

Slide 20 - Poll

Geld maakt gelukkig
0100

Slide 21 - Poll