Plurals uitleg + oefening

Regular nouns: (-s)
* Om een zelfstandig naamwoord in meervoud te zetten plak je een -s achter het woord.

Maar nooit een 's (dit geeft bezit aan)

Examples:
cat – cats
dog - dogs
house – houses 

Regular nouns: (-es) "S-klank"
* Eindigt het zelfstandig naamwoord op een  ‑s, -ss, -sh, -ch, -x, or -z, plak er dan ‑es achteraan om het in meervoud te zetten.


Examples:
bus – buses
lunch – lunches
tax – taxes







1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Regular nouns: (-s)
* Om een zelfstandig naamwoord in meervoud te zetten plak je een -s achter het woord.

Maar nooit een 's (dit geeft bezit aan)

Examples:
cat – cats
dog - dogs
house – houses 

Regular nouns: (-es) "S-klank"
* Eindigt het zelfstandig naamwoord op een  ‑s, -ss, -sh, -ch, -x, or -z, plak er dan ‑es achteraan om het in meervoud te zetten.


Examples:
bus – buses
lunch – lunches
tax – taxes







Slide 1 - Tekstslide

Letter -y:
* Eindigt het woord op een ‑y en de letter ervoor is een medeklinker, verander het einde dan in -ies.

Examples:
baby - babies
city – cities
puppy – puppies



Spelling (-y)
*Maar is de letter voor de -y een klinker, dan gelden de normale regels + -s.

Examples:
ray – rays
play - plays
boy – boys
toy - toys

Slide 2 - Tekstslide

Spelling change: (-f /-fe)
* Eindigt het woord op -f of -fe dan wordt deze vaak veranderd in -ve voordat er een -s achter wordt gezet.

Examples:
life - lives 
wife - wives
wolf - wolves

Slide 3 - Tekstslide

Letter -o:
Eindigt het zelfstandig naamwoord op een -O met een medeklinker ervoor dan komt er vaak  -es achter.

Examples:
hero - heroes
potato – potatoes

tomato – tomatoes

Exceptions:
photo – photos
piano – pianos
halo – halos



Slide 4 - Tekstslide

Irregular plurals 
child – children
goose – geese
man – men
woman – women
tooth – teeth
foot – feet
mouse – mice
person – people







ox - oxen
policeman - policemen
fish - fish 
spacecraft - spacecraft
louse – lice

Slide 5 - Tekstslide

Plural of:
A
cattle
B
cattles
C
cattle's
D
cattlen

Slide 6 - Quizvraag

Plural of:
A
shoe
B
shoes
C
schoenen
D
shoos

Slide 7 - Quizvraag

Plural of: tax
A
taxs
B
taxen
C
tax's
D
taxes

Slide 8 - Quizvraag

Plural of:
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 9 - Quizvraag

Plural of:
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 10 - Quizvraag

Plural of: hero
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 11 - Quizvraag

Plural of:
A
sheeps
B
sheep
C
schapen
D
sheep's

Slide 12 - Quizvraag

Plural of:
A
ganzen
B
goosen
C
gooses
D
geese

Slide 13 - Quizvraag

Plural of:
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 14 - Quizvraag

Plural of:
A
child's
B
childs
C
kinderen
D
children

Slide 15 - Quizvraag

I can make words plural
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

exercise 53
page 135

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide