instructie 3: Jezelf voorstellen en familie

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Leerdoel:

Je kan wat over je gezin vertellen.

Je weet de vertaling van familieleden.

Schrijf de vertalingen van de familieleden op het antwoordenblad

Wie heißen deine Eltern?

• Sie heißen Peter und Silke.
• Mein Vater heißt Peter und meine Mutter heißt Silke.

ß= ss

Je spreekt deze ringel-s uit als een s

Spreekvaardigheid

Hast du Geschwister? (broers en zussen)

• Ja, ich habe eine Schwester und einen Bruder.
• Ja, ich habe 2 Schwester und 3 Brüder.
• Nein, ich habe keine Geschwister.

sch> chocolade

ü    > uu

" > Umlaut.

Spreekvaardigheid

Sind deine Eltern verheiratet?(=getrouwd)

• Nein, sie sind geschieden.
• Ja, sie sind verheiratet.
• Meine Mutter/mein Vater lebt nicht mehr
• Meine Mutter/mein Vater ist gestorben

Spreekvaardigheid

Oefen nu het gesprek met een klasgenoot.

Het gesprek vind je op de volgende dia.

Wie kan zichzelf al voorstellen in 5 zinnen?

de letter ß spreek je uit als..

1. S
2. B

Wat is/zijn het goede antwoord(en) op deze vraag?
Wie heißt Du?

1. Mein Bruder heißt Peter
2. 15 Jahre alt.
3. Ich heiße Peter
4. Mein Name ist Peter

Wat is het antwoord op deze vraag?
Hast du Geschwister?

1. Nein, ich bin 13 Jahre alt.
2. Ja, ich habe 1 Bruder.
3. Nein, ich wohne in Emmen.
4. Nein, ich habe 1 Schwester.

keine Geschwister

1. geen broers en zussen
2. geen zuster
3. wel broers en zussen
4. wel zusters

Wat is/zijn het goede antwoord(en) op deze vraag?
Sind deine Eltern verheiratet?

1. Ja, 15 Jahre
2. Ja, sie sind verheiratet
3. Nein, sie sind geschieden
4. Ja, sie haben Geschwister.

• Pak je Duitse schrift/map.
• maak 1 rij met Duitse woorden en schrijf de vertaling erachter.
• die Mutter
• der Vater
• der Bruder
• die Schwester
• die Oma/Großmutter
• der Opa/Großvater
• die Tante
• der Onkel
• der Neffe
• die Nichte
• der Cousin
• die Cousine
• die Geschwister