2018-II tekst 3 en 4

2018-II tekst 3: Woningnood
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2018-II tekst 3: Woningnood

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 24
Na de inleiding kan tekst 3 worden onderverdeeld in drie delen die achtereenvolgens van de volgende tussenkopjes kunnen worden voorzien:
deel 1: Maatschappelijke ontwikkelingen
deel 2: Een reactie op maatschappelijke ontwikkelingen
deel 3: Historische achtergronden
deel 4: Hernieuwde solidariteit 

Slide 2 - Tekstslide

24. Bij welke alinea begint deel 2: Een reactie op maatschappelijke ontwikkelingen?
A
alinea 3
B
alinea 4
C
alinea 5
D
alinea 6

Slide 3 - Quizvraag

Een reactie op maatschappelijke ontwikkelingen

Slide 4 - Tekstslide

25. Bij welke alinea begint deel 3: Historische achtergronden?
A
alinea 6
B
alinea 7
C
alinea 8
D
alinea 9

Slide 5 - Quizvraag

Historische ontwikkelingen

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 26
In alinea 3 wordt een ontwikkeling geschetst van de manier waarop gedacht wordt over zorgplicht.
Beschrijf die ontwikkeling in eigen woorden.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden. 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 26
Beschrijf de ontwikkeling van de manier waarop gedacht wordt over zorgplicht.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 26
  • Vroeger hield men de gemeenschap (als geheel) verantwoordelijk voor de kwaliteit van het leven / had de gemeenschap (als geheel) de zorgplicht (ten aanzien van burgers) --> 1 punt
  • Nu houdt men de familie verantwoordelijk voor de kwaliteit van het leven / heeft de familie zorgplicht / ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het leven in het privédomein --> 1 punt

Maximumlengte van het antwoord: 35 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 27
Formuleer in eigen woorden de vier verschillende argumenten die de Duitse vrouw in alinea 7 geeft om deze bewering te onderbouwen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 27
− Je bent nooit alleen (als kind of puber).
− Er wordt altijd voor planten en dieren gezorgd.
− Er wordt opgepast.
− Grootouders kunnen (tot hun dood) thuis bij familie blijven.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 27 - 2 punten
indien vier juist: 2 punten
indien drie juist: 1 punt
indien minder dan drie juist: 0 punten
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 28 - 3 punten

In de alinea’s 8 en 9 wordt beschreven hoe de woonsituatie in Nederland was in bepaalde periodes en waardoor dat kwam. Neem het schema over en vul de ontbrekende onderdelen van het
schema in.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 29
Leg uit op welke manier en met welk doel het kerngezin werd
gepropageerd, volgens tekst 3.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden. 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 29 - 3 punten
  • Oudere ouders / Ouders van een zekere leeftijd werden gestimuleerd naar een bejaardenoord te verhuizen:  1 punt
  • Daardoor had de middengeneratie haar handen vrij: 1 punt
  • om de industrialisatie en economische groei te dienen: 1 punt
Maximumlengte van het antwoord: 40 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 30
In de alinea’s 4 tot en met 6 worden verschillende problemen benoemd
die met het wonen in een driegeneratiehuis kunnen worden opgelost.
Noem er drie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 30 - 3 punten
Drie van de volgende: 
- Er zijn lange wachtlijsten (voor een betaalbaar huurhuis).
− De grootte van het huis past niet (bij de (gezins)situatie).
− Er is behoefte aan wederzijdse hulp (die er anders niet altijd zou zijn).
− Op jezelf / Zelfstandig wonen is (relatief) duur.
per juist element: 1 punt

Voordelen uit alinea 7 niet goed rekenen.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 31
In tekst 3 wordt gesteld dat de bouw van extra driegeneratiehuizen een
oplossing kan zijn voor de afbrokkeling van de verzorgingsstaat.
Vat de argumentatie samen waarmee dit standpunt onderbouwd wordt.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je totale
antwoord niet meer dan 30 woorden. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 31 - 2 punten
  • De familie krijgt steeds meer zorgplicht (in een afbrokkelende verzorgingsstaat) / Ouderen krijgen minder hulp van overheidswege: 1 punt
  • Het wonen in een driegeneratiehuis maakt het makkelijker voor elkaar/ouderen te zorgen: 1 punt
Maximumlengte van het antwoord: 30 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 32 - 2 punten
Welke van de onderstaande zinnen geeft het best weer wat de
hoofdgedachte is van tekst 3?
A Als er meer driegeneratiehuizen gebouwd zouden worden, zou
daarmee de solidariteit tussen generaties bevorderd worden.
B De bouw van driegeneratiehuizen brengt voor zowel de jongere als de
oudere generaties vooral voordelen met zich mee.
C Door de afbrokkeling van de verzorgingsstaat raken families steeds
meer op de bouw van driegeneratiehuizen aangewezen.
D Men moet de bouw van driegeneratiehuizen stimuleren zodat met
name de woonproblemen van 55-plussers opgelost worden. 

Slide 21 - Tekstslide

32. Welke van de zinnen geeft het best weer wat de hoofdgedachte is van tekst 3?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 32 - 2 punten
Welke van de onderstaande zinnen geeft het best weer wat de
hoofdgedachte is van tekst 3?
A Als er meer driegeneratiehuizen gebouwd zouden worden, zou
daarmee de solidariteit tussen generaties bevorderd worden.
B De bouw van driegeneratiehuizen brengt voor zowel de jongere als de
oudere generaties vooral voordelen met zich mee.
C Door de afbrokkeling van de verzorgingsstaat raken families steeds
meer op de bouw van driegeneratiehuizen aangewezen.
D Men moet de bouw van driegeneratiehuizen stimuleren zodat met
name de woonproblemen van 55-plussers opgelost worden. 

Slide 23 - Tekstslide

Tekst 4: Leerling vindt school saai, maar presteert goed

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 33
Minister Bussemaker, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, had speciaal gevraagd om het rapport.” (regels 6-9) Waarom had de minister hierom gevraagd, volgens tekst 4?
A Er is in Nederland zoveel discussie over het onderwijssysteem 
dat het lastig is te bepalen wat er nu klopt.
B Er is zo veel discussie over het Nederlands onderwijssysteem dat het
goed is dat er onderzoek naar wordt gedaan.
C Het kan raadzaam zijn om inzicht in het Nederlandse
onderwijssysteem te krijgen, omdat het onderwijs altijd beter kan.
D Het kan zinvol zijn om eens een ander naar het Nederlandse
onderwijssysteem te laten kijken, zodat het onderwijs nieuwe inzichten
kan opdoen. 

Slide 25 - Tekstslide

33. Waarom had de minister om het rapport gevraagd?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 33
Minister Bussemaker, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, had speciaal gevraagd om het rapport.” (regels 6-9) Waarom had de minister hierom gevraagd, volgens tekst 4?

D Het kan zinvol zijn om eens een ander naar het Nederlandse
onderwijssysteem te laten kijken, zodat het onderwijs nieuwe inzichten
kan opdoen. 

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 34
De Oeso spreekt haar verbazing uit over een tweetal uitkomsten van het onderzoek.
Welke twee uitkomsten zijn dat?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 34
  • De Nederlandse leerlingen zijn ongemotiveerd en ongedisciplineerd, maar ze scoren toch goed: 1 punt
  •  De vroege selectie pakt niet zo slecht uit als de onderzoekers verwachtten / De vroege selectie pakt beter uit dan de onderzoekers verwachtten: 1 punt

Beoordeel de spelling en grammatica

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 35
De Oeso heeft niet alleen positieve opmerkingen over het Nederlandse onderwijssysteem.
Wat zijn de twee belangrijkste punten van kritiek die worden genoemd in tekst 4?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 35
• Het is geen goed idee om leerkrachten meer invloed te geven op het schooladvies (van leerlingen) / De eindtoets moet belangrijker worden / Leerkrachten moeten minder invloed krijgen op het schooladvies: 1 punt
• Het niveau van de leerkrachten moet omhoog / is te laag:  1 punt
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 36 
Waardoor zullen volgens de Oeso de Nederlandse universiteiten het nooit
winnen van buitenlandse topuniversiteiten?
A In Nederland is het onderwijsniveau onvoldoende om te kunnen
concurreren met andere landen zoals China.
B In Nederland moeten kinderen al vroeg kiezen voor een bepaald
schoolniveau en daardoor belanden er minder op de universiteit dan
mogelijk is.
C Nederland besteedt meer aandacht aan leerlingen die niet zo goed
meekunnen dan aan leerlingen die excelleren.
D Nederland heeft veel leerlingen die vanuit een kansarme achtergrond
toch makkelijk een diploma halen. 

Slide 32 - Tekstslide

36. Waardoor zullen volgens de Oeso de Nederlandse universiteiten het nooit
winnen van buitenlandse topuniversiteiten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 36
Waardoor zullen volgens de Oeso de Nederlandse universiteiten het nooit
winnen van buitenlandse topuniversiteiten?
C Nederland besteedt meer aandacht aan leerlingen die niet zo goed meekunnen dan aan leerlingen die excelleren.

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 37
Wat is volgens het rapport van de Oeso en ervaringen uit de
schoolpraktijk het gevolg van de veranderde wijze waarop het
schooladvies tot stand komt?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 37
De hervormingen vergroten de ongelijkheid tussen leerlingen.

Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 38
De minister en de staatssecretaris van Onderwijs hebben een eerste reactie gegeven op opmerkingen door de Oeso over de eindtoets. Vat die reactie samen.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden. 

Slide 37 - Tekstslide

Vraag 38 
De opmerkingen (van de Oeso) vinden ze vervelend. / Ze zijn het niet eens met de opmerkingen (van de Oeso). / Ze herkennen zich niet in de opmerkingen (van de Oeso).

Maximumlengte van het antwoord: 15 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 38 - Tekstslide