De ....1.... is de vraag naar en het aanbod van arbeid bij elkaar. De vraag naar arbeid noem je de ...2..... Het aanbod van arbeid is de ...3.... Als er meer aanbod van arbeid dan vraag naar arbeid is, ontstaat er ...4....
Iedereen die gaat werken, moet evenveel kansen hebben. Daarom is er de ....5...... De overheid probeert de arbeidsparticipatie (of ....6.....) van vrouwen te stimuleren, zodat vrouwen meer betaald werk doen in de ....7.... sector. Als je onbetaald werkt doet of zwart werkt, werk je in de ....8.... sector.