Fictie en Non-fictie klas 4

Wat ga je leren?
  • Verschil fictie  en non -fictie
  • Verschillende verhaalsoorten (genres) benoemen en argumenteren.
  • Onderscheid tussen hoofdpersoon en bijpersoon in een tekst herkennen.
  • Verschil kenmerken en eigenschappen van een persoon.
  • Verschil uiterlijke kenmerken en innerlijke eigenschappen.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat ga je leren?
  • Verschil fictie  en non -fictie
  • Verschillende verhaalsoorten (genres) benoemen en argumenteren.
  • Onderscheid tussen hoofdpersoon en bijpersoon in een tekst herkennen.
  • Verschil kenmerken en eigenschappen van een persoon.
  • Verschil uiterlijke kenmerken en innerlijke eigenschappen.

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het filmpje
  • Verschil fictie  en non -fictie
Let op:
het verschil heeft niks te maken of het op waarheid is gebaseerd!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

           doel fictie
de schrijver wil de lezer
- amuseren
- ontspanning te geven
- tijdje uit de werkelijke wereld
   te halen
- het boek is uit en je hebt mooie herinnering

          doel non-fictie
de schrijver wil de lezer
- iets laten doen.
- inspannen: lezen + daarna
   iets mee doen



Slide 4 - Tekstslide


A
fictie
B
non-fictie

Slide 5 - Quizvraag


A
realistische fictie
B
100% realistisch
C
100% fictie
D
50% fictir

Slide 6 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 7 - Quizvraag

Genres /verhaalsoorten
Om een genre van een boek te herkennen wordt met een pictogram (aan de de zijkant van een het boek) aangeduid.

Slide 8 - Tekstslide

volgende slide
sleep juiste pictogram naar juiste verhaalsoort/genre

Slide 9 - Tekstslide

oorlog/verzet
fantasie
sport
spanning (misdaad)
humoristisch
griezel
detective

Slide 10 - Sleepvraag

Hoofd-en bijpersoon
Hoofdpersonen
  • krijg je veel informatie over, leer je dus goed kennen;
  • je weet wat hij/zij denkt of voelt;
  • je weet wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn;
  • je weet hoe hij/zij eruitziet;
  • je weet wat zijn/haar leefomstandigheden zijn;
  • je weet de ontwikkeling van de hoofdpersoon.
Bijpersoon:
  • krijg je minder informatie over;
  • je weet niet wat hij/zij denkt of voelt;
  • kan zich verder ontwikkelen.

Slide 11 - Tekstslide

Lees tekst en beantwoord de volgende drie slides
Alleen maar nette mensen, auteur Robert Vuijsje.
Op het Amsterdamse Gymnasium had David verkering met Naomi, een meisje dat precies zo was als hij: brave conversatie op de champagne-feesten van de elite in Oud-Zuid. Nu is David 21 en op zoek. Hij is Joods maar door zijn zwarte haren ziet hij eruit als een Marokkaan. Hoort hij bij de Hollanders of bij de mensen die ze allochtonen noemen? Wordt David gelukkig van Rowanda, de Bijlmer- queen die met twee gouden tanden bijna zijn oor eraf bijt, of moet hij met Naomi zijn? '

Slide 12 - Tekstslide

volgende slide
kijk naar kenmerk/eigenschap

Slide 13 - Tekstslide

Kijk naar het filmpje (2,2 minuut) en beantwoord de vraag op de volgende slide

 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat voor soort verhaal is het filmpje?
A
realistische fictie
B
100% fictie / fantasie
C
100% realistisch
D
50% fictie

Slide 16 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?
  • Verschil fictie  en non -fictie
  • Verschillende verhaalsoorten (genres) benoemen en argumenteren.
  • Onderscheid tussen hoofdpersoon en bijpersoon in een tekst herkennen.
  • Verschil kenmerken en eigenschappen van een persoon.
  • Verschil uiterlijke kenmerken en innerlijke eigenschappen.

Slide 17 - Tekstslide

Realistische of niet-realistische fictie 
Fictie = een verhaal dat verzonnen is.
Realistische fictie = fictie gebeuren wel dingen die in de werkelijkheid ook kunnen gebeuren. Een verhaal is realistisch als de gebeurtenissen in een verhaal net echt lijken en als de verhaalpersonen net zo reageren als echte mensen.
Niet-realistische fictie = fictie waar zo veel fantasie in zit dat ze in het echt nooit kunnen gebeuren.  Bijvoorbeeld griezelverhalen en fantasieverhalen gebeuren bijvoorbeeld dingen die in het echt niet mogelijk zijn

Slide 18 - Tekstslide

Anno Anne
Iedereen kende Anne
het meisje dat niet buiten mocht
en binnenshuis hartstochtelijk
jaren hetzelfde speelde:
verstoppertje, verstoppertje
totdat ze werd gevonden.

Maar wie herkende Anne
anno ’93 toen ze Zlata heette
en jaren aan haar dagboek schreef
waarin ze het leven spelde
niet bij het raam, nooit bij het raam
daar vielen de gewonden.




Buiten waren nazi’s en de Papaks op de daken
de Jodenhaat, de rassenwaan
de gekte en de wrake
waren ook de camera’s die alles registreerden
voor de buitenwereld
die er niets van leerde

Els de Groen
Vertrouw nooit een draak, ui: Verhalen van schrijvers uit Nederland en voormalig Joegoslavië

Slide 19 - Tekstslide

Het gedicht Anno Anne, is:
a. Fictie die op pure fantasie berust.
b. Fictie die over werkelijke gebeurtenissen gaat.
c. Geen fictie

A
a
B
b
C
c

Slide 20 - Quizvraag

Wat bedoelt de schrijfster met ‘verstoppertje spelen’?

"Anne en haar familie moesten zich in het achterhuis verstoppen zodat ze niet zouden worden gevonden door de Duitsers".


A
onderduiken
B
spel"verstoppertje"spelen
C
weglopen

Slide 21 - Quizvraag

De tweede strofe gaat over Zlata. Zij hield tijdens de oorlog in Joegoslavië een dagboek bij dat ook in Nederland is uitgegeven. Noteer tenminste twee overeenkomsten tussen Anne en Zlata.
Twee van de volgende overeenkomsten:
A
beide jonge meisjes hebben een dagboek geschreven toen ze onder gedoken zaten in de oorlog en leven binnen vanwege gevaar.
B
beide jonge meisjes hebben een dagboek geschreven in 1940-945 toen ze onder gedoken en oorlog meegemaakt en leven binnen vanwege gevaar.
C
beide jonge meisjes hebben een dagboek geschreven in de oorlog en leven vrij en blij.

Slide 22 - Quizvraag

Wat wil de schrijfster ons met dit gedicht vertellen?

Slide 23 - Open vraag