6 Herhalen

De Bloedsomloop
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Voorbereiding op de toets.
- Vragen bedenken/uitwisselen per paragraaf in breakout rooms (10 à 15 min).
- Extra uitleg voor wie wil/Zelfstandig aan de slag (25 min)

Slide 2 - Tekstslide

Vragen bedenken/uitwisselen
In breakout room met 3 mensen (1 keer 2 leerlingen).

Bedenk per paragraaf vragen over de stof die je nog onduidelijk vind. Wissel deze uit. Beantwoord elkaars vragen. Help elkaar.

Komen jullie er niet uit? Bewaar je vraag.

Slide 3 - Tekstslide

Over welk onderwerp heb je nog de meeste vragen? (1 antwoord mogelijk)
§1 Bloed
§2 Bloedsomloop
§3 Het Hart
§5 Immuun-systeem
§6 Gezond Leven (PO)
§8 Bloedgroepen

Slide 4 - Poll

§1 Bloed
55% Bloedplasma - 45% "vast stoffen"
Bloedplasma:
Fibrinogeen (plasma-eiwit), 91% water, opgeloste stoffen
Vaste stoffen:
Rode bloedcellen - Geen celkern, vervoer zuurstof
Witte bloedcellen - Wel celkern, afweer/soldaatjes
Bloedplaatjes - Stukjes bloedcellen, rol bij stolling

Slide 5 - Tekstslide

Trombocytopenie.
Een ziekte waarbij er een tekort is aan bloeddeeltjes die het bloed laten stollen.
Over welke bloeddeeltjes gaat het bij deze ziekte?

Slide 6 - Open vraag

§2 Bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop: Per omloop twee keer door het hart.
Kleine bloedsomloop: 
Grote bloedsomloop:

Slagaders:
Aders:
Haarvaten:
Kleine Bloedsomloop
Route: Hart - Longen - Hart
Grote Bloedsomloop
Route: Hart - Lichaam - Hart
Slagaders
Kenmerken:
  • Vervoeren bloed van het hart af
  • Dikke, gespierde, elastische wanden (hoge bloeddruk)
  • Liggen dieper in het lichaam
Aders
Kenmerken:
  • Vervoeren bloed richting het hart
  • Dunnere, minder elastische wand (lage bloeddruk)
  • Aderkleppen
Haarvaten
Kenmerken:
  • In organen
  • Een cellaag dik: Uitwisseling voedingsstoffen
Poortader
Een ader van de darm naar de lever.
Zuurstofarm bloed, maar voedingsstofrijk bloed.

Slide 7 - Tekstslide

In de darmen worden medicijnen opgenomen. Leg uit dat het medicijn eerder bij de longen is, dan bij de nieren.

Slide 8 - Open vraag

§3 Het hart
Het Hart
Belangrijkste Bloedvaten
Bovenste holle ader en onderste holle ader -> In: Rechter Boezem
Longslagader -> Uit: Rechter Kamer
Longader -> In: Linker Boezem
Aorta -> Uit: Linker Kamer

Kleppen
Kleppen gaan het terugstromen van het bloed tegen.
Halvemaanvormige kleppen:
Tussen kamer en slagader. 3 delen.
Hartkleppen:
Tussen boezems en kamers
Hartslag
Fase 1: Boezems trekken samen
Fase 2: Kamer trekken samen
Fase 3: Hartpauze

Slide 9 - Tekstslide

Als de boezems samentrekken staan de hartkleppen open. Deze zitten tussen de boezem en de kamer.
Wat voorkomt dat het bloed dat door de boezems wordt weggepompt, terug stroomt in de aders?

Slide 10 - Open vraag

§5 Immuunsysteem
Antigenen
Antigenen zitten op iedere cel van je lichaam. Het is een eiwit op het membraan. Het zijn de kenmerken van een cel.
Als een antigeen lichaamsvreemd is, zal het lichaam een afweerreactie starten
Antistoffen
Antistoffen worden gemaakt door witte bloedcellen. Als de witte bloedcel een lichaamsvreemd antigeen scant, zal deze bloedcel specifieke antistoffen gaan maken tegen deze antigenen.
De antistoffen hechten zich aan de antigenen en maken de indringer hiermee onschadelijk
Immuniteit
Immuun ben je als je niet meer ziek wordt van een ziekteverwekker. Je lichaam heeft geheugencellen die heel snel antistoffen kan maken.
Natuurlijke immuniteit: Je wordt besmet met een ziekteverwekker, wordt ziek, maakt antistoffen en wordt weer beter.
Kunstmatige immuniteit: Je lichaam maakt antistoffen als reactie op een kunstmatige indringer (verzwakte ziekteverwekker of in het lab gemaakte ziekteverwekker). Je maakt daarna antistoffen zonder ziek te worden. Bijvoorbeeld m.b.v. een vaccin
Allergische reactie
Bij een allergische reactie ben je overgevoelig voor een bepaalde stof. Iedere keer dat je met deze stof in aanraking komt, wordt de reactie erger.
Een anafylactische reactie is een heftige reactie op een allergie. Je krijgt geen lucht, krijgt rode vlekken e.d.

Slide 11 - Tekstslide

Uit het diagram dat er vóór de vaccinatie verschil was in de hoeveelheid antistoffen in het bloed van Doortje 7 en Toos 3.
Leg waardoor dit verschil veroorzaakt kan zijn.

Slide 12 - Open vraag

§6 Gezond Leven
Bloeddruk
De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders.
Te hoge bloeddruk is schadelijk. Oorzaken zijn: stress, roken, overgewicht en zout eten.
Slagaderverkalking
De wand van een slagader beschadigt. Er kunnen bloedcellen en vette stoffen door de wand. Deze hopen zich op en vormen een verdikking die hard wordt door kalk. Het bloedvat wordt nauwer en stijver. De bloeddruk zal hier omhoog gaan en het hart moet harder werken om het bloed door het nauwe bloedvat te pompen
Hartinfarct
Als een deel van het hart ineens geen zuurstof meer krijgt, zal het beschadigen. De oorzaak hiervan is dat een kransslagader verstopt is door een bloedstolsel.
Leefstijl
  1. Niet roken
  2. Geen alcohol
  3. Eet gezond en gevarieerd
  4. Beweeg regelmatig
  5. Voorkom stress
Alcohol
Een stof met een verdovende werking. Het wordt via het bloed door het lichaam verspreid. Alcohol wordt afgebroken in de lever. Van de producten van de afbraak, kun je een kater krijgen. Deze afbraakproducten zijn namelijk giftig.
Effecten van alcohol op de lange termijn: blz 222

Slide 13 - Tekstslide

§8 Bloedgroepen
Bloedgroepen
Bloedgroepen A, B, AB en O.
De kenmerken van de bloedgroepen zie je in de afbeelding.
Bloedtransfusie
Van een donor wordt het bloed aan een ontvanger gegeven.
Universele donor: Bloedgroep O
Universele ontvanger: Bloedgroep AB
Als anti-A-antistoffen in contact komen met A-antigenen, zal het bloed klonteren. Daarom is het belangrijk om de bloedgroep te bepalen voor een bloedtransfusie

Slide 14 - Tekstslide

Ada heeft een nieuwe nier nodig. De bloedgroep van Ada moet bepaald worden, om een geschikte donor te kunnen vinden. Het bloed van Ada klontert in combinatie met anti-A-antistoffen. Er gebeurt niks bij anti-B-antistoffen.
Welke bloedgroep heeft Ada? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag